Hoofdstuk 1
Financieren: het aantrekken van vermogen door een onderneming voor de aanschaf
van activa.
Interne financiering: het vermogen komt voort uit de ondernemingsactiviteiten.
Externe financiering: van buiten de onderneming aangetrokken vermogen.
Investeringsprobleem: vaststellen welke productiemiddelen worden aangeschaft.
Financieringsprobleem: het bepalen van de vermogensbehoefte en het zoeken naar
geschikte vermogensbronnen.
Debet
Vaste activa: gaan langer dan een jaar meer en hebben langer dan een jaar
vermogen nodig.
Vlottende activa: korter dan een jaar in de onderneming aanwezig en hebben
korter dan een jaar vermogen nodig.
Investeringsplan: een opstelling van wat hij nodig heeft.
Goodwill: een bedrag dat een ondernemer bij overname moet betalen aan de vorige
eigenaar.
Debiteuren: afnemers die op krediet mogen kopen.
Financieringsplan: hierin staat de ondernemers zijn/haar eigen geld en het geld dat
hij kan lenen.
Crediteuren: leveranciers van wie op krediet mag worden geboekt.
Vaster kern: gedeelte dat altijd aanwezig is en dat gefinancierd kan worden met
eigen vermogen en/of lang vreemd vermogen.
Intensieve financiering
Gelijktijdig aanschaffen kost gemiddeld meer vermogen dan voltijdige aanschaf.
Cashflow: winst + afschrijvingen. Maakt de onderneming minder afhankelijk van
derden.
Eigen vermogen wordt ook wel permanent vermogen genoemd.
Aandeel: bewijs van eigendom in een bv of nv.
Emitteren van aandelen: uitgeven van aandelen.
(aandelen)emissie: uitgifte van aandelen.
, Algemeen reserve ontstaat als winst wordt ingehouden en weer gebruikt wordt voor
investeringen.
Agioreserve ontstaat als aandelen worden uitgegeven tegen een hogere koers dan
de nominale waarde.
Ondernemingsvormen
Eenmanszaak: onderneming met één eigenaar
Vennootschap onder firma (vof): onderneming waarin twee of meer personen
onder een gemeenschappelijke naam samenwerken.
Commanditaire vennootschap (cv) een vof met daarnaast ook één of meer
vennoten die alleen geld hebben ingebracht en zich niet met de leiding
(mogen) bemoeien.
Besloten vennootschap (bv) en naamloze vennootschap (nv): ondernemingen
met een eigen vermogen dat verdeeld is in aandelen
o Elke aandeelhouder is een stukje eigenaar van de onderneming
o Dividend: als de winst het toelaat ontvangen de aandeelhouders een
winstuitkering.
o Aandelen van een bv staan op naam en moeten in een
aandeelhoudersregister worden ingeschreven.
Klassiek aandeel (K-stuk): een mantel en een blad met dividendbewijzen.
Dividendbewijzen moeten worden ingeleverd om dividend te kunnen innen.
Tegenwoordig:
Aandeelhouders hebben hun aandelen niet meer in bezit, maar liggen
opgeslagen in Necigef.
o CF-stukken
Dividend betaling verzorgt het Centrum voor Fondsenadministratie.
Global note/totaalcoupure: verzamelbewijs dat alle aandelen
vertegenwoordigt.
Dividend:
Cashdividend: in geld.
Stockdividend: in aandelen.
Keuzedividend: aandeelhouders hebben de keuze.
Aandelen worden verkocht tegen:
nominale waarde: a pari of pari
boven nominale waarde: boven pari
beneden nominale waarde: beneden pari