Anatomie hoofdstuk 22
Luchtwegen en longen
Luchtwegen behoren tot het
Neusholte
Gezuiverd
Verwarmd
Bevochtigd en gekeurd
Mondholte
Vaak voor in korte tijd grote hoeveelheid inademen
Hijgen
Hoesten
Inspanning= vanzelf door mond ademen
Nadeel door mond ademen=
Lucht minder goed bewerkt
Belangrijke functie=
Klankvroming door lucht dat luchtstroom uit de longen naar stemband
Keelholte
Zit luchtpijp, gaat dicht wanneer eten wordt doorgeslikt
Strottenhoofd
Stevige koker bestaat uit spierweefsel
Luchtpijp en bronchiën
Bekleed met:
Trilhaarepitheel
Slijmvlies
Slijmvlieskliercellen
Functie is hetzelfde als bij de neusholte
Doorbloeding van de longen
Maken deel uit van de kleine bloedsomloop
Zuurstof armbloed via longslagader in long stroomt
Via longaders zuurstofrijk bloed naar hart
Hoofdbronchiën, bronchiën en bronchiolen hebben aparte bloedvoorziening nodig
daar zorgt de arteriale bronchailes voor.
Longvliezen
Binnenblad longvlies heet longblad en buitenkant heet borstvlies
Dun laagje tussen de wanden noem je pleuravocht, ruimte er tussen heet pleuraholte
, Ademhalen hoofdstuk 23
In rust adem je 12 tot 18 keer per minuut
Ventilatie= doel verversen lucht in de longblaasjes (lucht in longblaasjes heet: aleveolaire
lucht)
Inademen 2 manieren:
Afplatten van middenrif
Wordt ook wel buikademhaling genoemd omdat de buikwand ook naar voren komt.
Optillen van de ribben
Door uitwendige tussenribspieren worden de ribben omhooggetrokken hierdoor komt
borstwand omhoog en word borstholte groter
Dit noem je de borstademhaling
Uitademen
Komt tot stand door verkleinen van borstholte
Regulatie van de ademhaling
Ademhalingsspieren opgebouwd uit dwarsgestreept spierweefsel
Dwarsgestreept wordt meestal aangestuurd door willekeurige zenuwstelsel,
ademhaling is anders = grotendeels reflexmatig = ademautomatisme
Ademcentrum
regelt diepte en frequentie van ademhaling door remming of activering van
ademhalingsspieren
chemoreceptoren geven informatie door aan het ademcentrum
-gevoelig voor koolstofdioxide in bloed stijgt het? Dan wordt ademhaling versneld
-weinig koolstofdioxide remt het ademcentrum de ademhaling
- ook gevoelig voor zuurgraad in bloed
Lage zuurgraad= sneller ademen= te veel koolstofdioxide kwijt
-chemoreceptoren registreren ook daling zuurstof gehalte
Onderbreking van ademautomatisme
Bewust
Spreken
Zingen
Blazen
Onbewust
Zuchten
Gapen
Slikken
Niezen
Hoesten
Hikken
Braken
Persen
Luchtwegen en longen
Luchtwegen behoren tot het
Neusholte
Gezuiverd
Verwarmd
Bevochtigd en gekeurd
Mondholte
Vaak voor in korte tijd grote hoeveelheid inademen
Hijgen
Hoesten
Inspanning= vanzelf door mond ademen
Nadeel door mond ademen=
Lucht minder goed bewerkt
Belangrijke functie=
Klankvroming door lucht dat luchtstroom uit de longen naar stemband
Keelholte
Zit luchtpijp, gaat dicht wanneer eten wordt doorgeslikt
Strottenhoofd
Stevige koker bestaat uit spierweefsel
Luchtpijp en bronchiën
Bekleed met:
Trilhaarepitheel
Slijmvlies
Slijmvlieskliercellen
Functie is hetzelfde als bij de neusholte
Doorbloeding van de longen
Maken deel uit van de kleine bloedsomloop
Zuurstof armbloed via longslagader in long stroomt
Via longaders zuurstofrijk bloed naar hart
Hoofdbronchiën, bronchiën en bronchiolen hebben aparte bloedvoorziening nodig
daar zorgt de arteriale bronchailes voor.
Longvliezen
Binnenblad longvlies heet longblad en buitenkant heet borstvlies
Dun laagje tussen de wanden noem je pleuravocht, ruimte er tussen heet pleuraholte
, Ademhalen hoofdstuk 23
In rust adem je 12 tot 18 keer per minuut
Ventilatie= doel verversen lucht in de longblaasjes (lucht in longblaasjes heet: aleveolaire
lucht)
Inademen 2 manieren:
Afplatten van middenrif
Wordt ook wel buikademhaling genoemd omdat de buikwand ook naar voren komt.
Optillen van de ribben
Door uitwendige tussenribspieren worden de ribben omhooggetrokken hierdoor komt
borstwand omhoog en word borstholte groter
Dit noem je de borstademhaling
Uitademen
Komt tot stand door verkleinen van borstholte
Regulatie van de ademhaling
Ademhalingsspieren opgebouwd uit dwarsgestreept spierweefsel
Dwarsgestreept wordt meestal aangestuurd door willekeurige zenuwstelsel,
ademhaling is anders = grotendeels reflexmatig = ademautomatisme
Ademcentrum
regelt diepte en frequentie van ademhaling door remming of activering van
ademhalingsspieren
chemoreceptoren geven informatie door aan het ademcentrum
-gevoelig voor koolstofdioxide in bloed stijgt het? Dan wordt ademhaling versneld
-weinig koolstofdioxide remt het ademcentrum de ademhaling
- ook gevoelig voor zuurgraad in bloed
Lage zuurgraad= sneller ademen= te veel koolstofdioxide kwijt
-chemoreceptoren registreren ook daling zuurstof gehalte
Onderbreking van ademautomatisme
Bewust
Spreken
Zingen
Blazen
Onbewust
Zuchten
Gapen
Slikken
Niezen
Hoesten
Hikken
Braken
Persen