Scheikunde Hoofdstuk 6
Je hebt twee soorten vuil, droog, los vuil en hechtend vuil. Hechtend vuil kun je weer
opdelen in drie categorieën, oplosbaar vuil, emulgeerbaar vuil en chemisch afbreekbaar
vuil. Oplosbaar vuil kan je verwijderen door een oplosmiddel te gebruiken zoals water.
Emulgeerbaar vuil kan je verwijderen door een emulgator te gebruiken. Dit zorgt ervoor dat
vet en water gemengd blijft. Zeep is een veelgebruikte emulgator. Bij de cirkel van Sinner
zijn er vier dingen waar je rekening mee moet houden. Deze factoren beïnvloeden elkaar.
De vier factoren zijn; beweging, chemie, temperatuur en tijd.
In een molecuul houdt het negatief geladen gemeenschappelijke elektronenpaar beide
positieve atoomresten bij elkaar en omgekeerd. Iedere atoomsoort trekt met een eigen
kracht aan het elektronenpaar. De negatieve lading van het gemeenschappelijke
elektronenpaar zit dichterbij het molecuul dat harder trekt. Deze kant van het molecuul is dus
iets negatiever geladen (S-). S staat voor d
elta en heeft een waarde tussen 0 en 1. De
binding tussen de moleculen heet nu een polaire atoombinding. Deze binding komt voor
tussen twee niet-metaalatomen. Bij een metaal en een niet-metaal gaat het elektron
helemaal naar de andere kant waardoor de atomen los laten en er ionen ontstaan en dan
heb je dus met een zout te maken. De bindingen tussen
ionen heten ionbindingen. De bindingen van stikstof,
zuurstof en fluoratomen met andere atomen zijn polaire
atoombindingen. De S- lading bevindt zich dan bij het
stikstof, zuurstof en fluoratoom. Het molecuul is dus aan
een kant positiever geladen en de andere kant negatiever.
Het molecuul heeft dus twee polen. We spreken dan van
een dipoolmolecuul. Stoffen die uit dipoolmoleculen
bestaat zijn polaire stoffen. Een stof die geen
dipoolmoleculen heeft is een apolaire stof. De S- kant en
de S+ kant trekken elkaar nog sterker aan waardoor de
vanderwaalsbinding sterker wordt. Het smeltpunt en kookpunt is hoger. Bij een molecuul dat
uit meer dan twee niet-metaal atomen bestaat is het moeilijk te zeggen of het een
dipoolmolecuul is. De ruimtelijke bouw is dan belangrijk. Binas tabel 55 staat
dipoolmomenten. In een oplossing van een zout zijn ionen omringd door watermoleculen. Dit
heet hydratatie. De watermoleculen zullen met positieve kant naar het negatieve ion zijn
gekeerd. Hun negatieve kant staat naar de positieve ion gericht.
Het kristalrooster van het zout bevat water bij een vochtvreter. Het heet dan een
kristalwater. Zouten die kristalwater bevatten heten hydraten. Kristalwater kan invloed
hebben op de stofeigenschappen zoals kleur en hardheid. De hoeveelheid kristalwater dat in
het rooster ingebouwd kan worden verschilt per zout.
Polaire stoffen mengen goed onder elkaar. Stoffen die goed met water mengen noem je
hydrofiele stoffen. Apolaire stoffen mengen ook goed onder elkaar. Polaire en apolaire
stoffen mengen niet goed met elkaar. Stoffen die niet met water mengen noem je
Je hebt twee soorten vuil, droog, los vuil en hechtend vuil. Hechtend vuil kun je weer
opdelen in drie categorieën, oplosbaar vuil, emulgeerbaar vuil en chemisch afbreekbaar
vuil. Oplosbaar vuil kan je verwijderen door een oplosmiddel te gebruiken zoals water.
Emulgeerbaar vuil kan je verwijderen door een emulgator te gebruiken. Dit zorgt ervoor dat
vet en water gemengd blijft. Zeep is een veelgebruikte emulgator. Bij de cirkel van Sinner
zijn er vier dingen waar je rekening mee moet houden. Deze factoren beïnvloeden elkaar.
De vier factoren zijn; beweging, chemie, temperatuur en tijd.
In een molecuul houdt het negatief geladen gemeenschappelijke elektronenpaar beide
positieve atoomresten bij elkaar en omgekeerd. Iedere atoomsoort trekt met een eigen
kracht aan het elektronenpaar. De negatieve lading van het gemeenschappelijke
elektronenpaar zit dichterbij het molecuul dat harder trekt. Deze kant van het molecuul is dus
iets negatiever geladen (S-). S staat voor d
elta en heeft een waarde tussen 0 en 1. De
binding tussen de moleculen heet nu een polaire atoombinding. Deze binding komt voor
tussen twee niet-metaalatomen. Bij een metaal en een niet-metaal gaat het elektron
helemaal naar de andere kant waardoor de atomen los laten en er ionen ontstaan en dan
heb je dus met een zout te maken. De bindingen tussen
ionen heten ionbindingen. De bindingen van stikstof,
zuurstof en fluoratomen met andere atomen zijn polaire
atoombindingen. De S- lading bevindt zich dan bij het
stikstof, zuurstof en fluoratoom. Het molecuul is dus aan
een kant positiever geladen en de andere kant negatiever.
Het molecuul heeft dus twee polen. We spreken dan van
een dipoolmolecuul. Stoffen die uit dipoolmoleculen
bestaat zijn polaire stoffen. Een stof die geen
dipoolmoleculen heeft is een apolaire stof. De S- kant en
de S+ kant trekken elkaar nog sterker aan waardoor de
vanderwaalsbinding sterker wordt. Het smeltpunt en kookpunt is hoger. Bij een molecuul dat
uit meer dan twee niet-metaal atomen bestaat is het moeilijk te zeggen of het een
dipoolmolecuul is. De ruimtelijke bouw is dan belangrijk. Binas tabel 55 staat
dipoolmomenten. In een oplossing van een zout zijn ionen omringd door watermoleculen. Dit
heet hydratatie. De watermoleculen zullen met positieve kant naar het negatieve ion zijn
gekeerd. Hun negatieve kant staat naar de positieve ion gericht.
Het kristalrooster van het zout bevat water bij een vochtvreter. Het heet dan een
kristalwater. Zouten die kristalwater bevatten heten hydraten. Kristalwater kan invloed
hebben op de stofeigenschappen zoals kleur en hardheid. De hoeveelheid kristalwater dat in
het rooster ingebouwd kan worden verschilt per zout.
Polaire stoffen mengen goed onder elkaar. Stoffen die goed met water mengen noem je
hydrofiele stoffen. Apolaire stoffen mengen ook goed onder elkaar. Polaire en apolaire
stoffen mengen niet goed met elkaar. Stoffen die niet met water mengen noem je