Scheikunde Hoofdstuk 17
Voedingsstoffen hebben verschillende functies in je lichaam. Bijvoorbeeld als brandstof,
bouwstof etc. Koolhydraten zijn belangrijke brandstoffen. Maar je hebt ze ook nodig als
bouwstof. Vetten gebruik je ook niet alleen als brandstof maar ook als bouwstof. Vetweefsel
beschermt organen ook. Vetten zijn ook belangrijk bij het opnemen van vitamines. Eiwitten
fungeren als bouwstoffen. Ze vormen de basis voor enzymen. de energie die bij verbranding
van voedingsstoffen vrijkomt, gebruik je onder andere voor de noodzakelijke
levensprocessen zoals ademen en het kloppen van je hart.
De algemene formule voor koolhydraten is Cn(H2O)m (B67F). Glucose behoort tot de
monosachariden. Verder heb je ook disachariden en polysachariden. Bij je spijsvertering
gebeurt het omgekeerde als dat bij een condensatiereactie. Verteerbare polysachariden
hydrolyseren. Bij een hydrolysereactie reageert een stof met water. Bij polysachariden
gebeurt dit met enzymen (B82EF). Je hebt verschillende niveaus waarop je naar stoffen kunt
kijken;
● Macro: in het groot, spaghetti in het algemeen.
● Meso: middenin, spaghetti bestaat uit zetmeelkorrels, ze worden bij elkaar gehouden
door gluten.
● Micro: moleculair niveau, het eiwit de gluten vormt een netwerk van moleculen.
Vetten zijn de belangrijkste energieleveranciers. Bij de afbraak van vetten ontstaan glycerol
en vetzuren. De pH daalt bij het afbreken van vetten omdat er vetzuren ontstaan (B67g2).
Als in een koolstofketen dubbele bindingen voorkomen zijn het onverzadigde vetzuren. Als
er geen dubbele bindingen zijn heb je te maken met verzadigde vetzuren (B66A). Er zijn
drie vetzuren die het menselijk lichaam niet kan maken, deze moeten binnenkomen via de
voeding.Je kunt deze essentiele vetzuren binnenkrijgen via olie, noten en vette vis. Vetten
en oliën zijn drievoudige esters van glycerol en vetzuren. Vetten heten daarom ook wel
triglyceriden. Als een vet is samengesteld uit glycerol en verzadigde vetzuren, je hebt dan te
maken met een verzadigd vet. Deze zitten vooral in dierlijke producten. Bij een
onverzadigd vet is het vet samengesteld uit een of meerdere onverzadigde vetzuren.
Hydrolysereacties met vetten zie je in B67g1. Vetzuren in onze voeding is nodig als
bouwstof voor fosfolipiden, deel van het celmembraan.
Eiwitten hebben we vooral als bouwstof nodig. Eiwitten die je binnenkrijgt via voeding
worden afgebroken in aminozuren. Je lichaam kan de meeste aminozuren zelf aanmaken,
sommige moet je via voeding krijgen, dit zijn essentiële aminozuren. Een dipeptide
molecuul bestaat uit twee aminozuren. De structuur van een peptide groep is hetzelfde als
die van een amidegroep. Bij spijsvertering reageren polypeptiden met water en via hydrolyse
ontstaan aminozuren.
De volgorde van de aminozuren in een eiwitketen is de primaire structuur. Eiwitketens
kunnen een spiraal vormen, deze structuur heet een a-helix. Waterstofbruggen tussen N-H
en C=O houden die spiraal in stand. De helix structuur valt onder de secundaire structuur.
De tertiaire structuur is de ruimtelijke structuur. Wanneer een eiwit zijn ruimtelijke structuur
Voedingsstoffen hebben verschillende functies in je lichaam. Bijvoorbeeld als brandstof,
bouwstof etc. Koolhydraten zijn belangrijke brandstoffen. Maar je hebt ze ook nodig als
bouwstof. Vetten gebruik je ook niet alleen als brandstof maar ook als bouwstof. Vetweefsel
beschermt organen ook. Vetten zijn ook belangrijk bij het opnemen van vitamines. Eiwitten
fungeren als bouwstoffen. Ze vormen de basis voor enzymen. de energie die bij verbranding
van voedingsstoffen vrijkomt, gebruik je onder andere voor de noodzakelijke
levensprocessen zoals ademen en het kloppen van je hart.
De algemene formule voor koolhydraten is Cn(H2O)m (B67F). Glucose behoort tot de
monosachariden. Verder heb je ook disachariden en polysachariden. Bij je spijsvertering
gebeurt het omgekeerde als dat bij een condensatiereactie. Verteerbare polysachariden
hydrolyseren. Bij een hydrolysereactie reageert een stof met water. Bij polysachariden
gebeurt dit met enzymen (B82EF). Je hebt verschillende niveaus waarop je naar stoffen kunt
kijken;
● Macro: in het groot, spaghetti in het algemeen.
● Meso: middenin, spaghetti bestaat uit zetmeelkorrels, ze worden bij elkaar gehouden
door gluten.
● Micro: moleculair niveau, het eiwit de gluten vormt een netwerk van moleculen.
Vetten zijn de belangrijkste energieleveranciers. Bij de afbraak van vetten ontstaan glycerol
en vetzuren. De pH daalt bij het afbreken van vetten omdat er vetzuren ontstaan (B67g2).
Als in een koolstofketen dubbele bindingen voorkomen zijn het onverzadigde vetzuren. Als
er geen dubbele bindingen zijn heb je te maken met verzadigde vetzuren (B66A). Er zijn
drie vetzuren die het menselijk lichaam niet kan maken, deze moeten binnenkomen via de
voeding.Je kunt deze essentiele vetzuren binnenkrijgen via olie, noten en vette vis. Vetten
en oliën zijn drievoudige esters van glycerol en vetzuren. Vetten heten daarom ook wel
triglyceriden. Als een vet is samengesteld uit glycerol en verzadigde vetzuren, je hebt dan te
maken met een verzadigd vet. Deze zitten vooral in dierlijke producten. Bij een
onverzadigd vet is het vet samengesteld uit een of meerdere onverzadigde vetzuren.
Hydrolysereacties met vetten zie je in B67g1. Vetzuren in onze voeding is nodig als
bouwstof voor fosfolipiden, deel van het celmembraan.
Eiwitten hebben we vooral als bouwstof nodig. Eiwitten die je binnenkrijgt via voeding
worden afgebroken in aminozuren. Je lichaam kan de meeste aminozuren zelf aanmaken,
sommige moet je via voeding krijgen, dit zijn essentiële aminozuren. Een dipeptide
molecuul bestaat uit twee aminozuren. De structuur van een peptide groep is hetzelfde als
die van een amidegroep. Bij spijsvertering reageren polypeptiden met water en via hydrolyse
ontstaan aminozuren.
De volgorde van de aminozuren in een eiwitketen is de primaire structuur. Eiwitketens
kunnen een spiraal vormen, deze structuur heet een a-helix. Waterstofbruggen tussen N-H
en C=O houden die spiraal in stand. De helix structuur valt onder de secundaire structuur.
De tertiaire structuur is de ruimtelijke structuur. Wanneer een eiwit zijn ruimtelijke structuur