Oefentoets gezinspedagogiek
Universiteit Leiden ,
Nikki Bruinen
Alle stof (colleges + boek + artikelen) 40 vragen.
Dit is een oefentoets van het vak gezinspedagogiek van de Universiteit Leiden in
het jaar 2022/23. Het zijn 31 gesloten vragen en 9 open vragen. In totaal zijn het
dus 40 vragen over alle stof die behandelt wordt in deze module.
Antwoorden staan aan het einde van het document, ook over de open vragen.
Open vragen komen NIET in het tentamen voor dit is voor extra stof om te kijken of je het begrijpt.
, Gesloten vragen:
Vraag1:
Door welke drie aspecten wordt het fenotype gevormd?
A=genotype, genen en omgeving
B=gedeelde omgeving, unieke omgeving en genen
C=ouders, peers en school
D=verleden, heden en toekomstperspectieven
Vraag 2:
Welke aap staat volgens Ladygina Kohts het dichts bij de mens?
A=Gorilla
B=Chimpansee
C=Bonobo
D=Urangutan
Vraag 3:
Welk citaat past het beste bij Tomasello?
A= ‘Moeders delen zorg met anderen (ook voor melk).’
B= ‘The needs of children outstrip what most fathers are able or willing to provide’.
C= ‘andere caregivers spreken meer/vaker motherese dan de moeder zelf.’
D= ‘people par@cipate with others in collabora@ve ac@vi@es with shared goals and inten@ons’.
Vraag 4:
Naar wat deed Spitz onderzoek in weeshuizen?
A= Naar ‘emotional neglet’ bij kinderen zonder interactie in weeshuizen.
B= Naar coöperative breeding in weeshuizen in Afrika.
C= Naar alloperenting bij gezinnen in Amerika.
Vraag 5:
Hoeveel % van de kinderen woont in Nederland bij de alleenstaande moeder?
A= 5%
B= 15%
C= 18%
D= 30%
Vraag 6:
Welke huwelijksvorm bevat meerdere mannen bij een vrouw?
A= Monogamie
B= Polyandrie
C= Polygamie
D= Polygynandrie
Vraag 7:
Wat stelt het integration model?
A= Een kind moet niet integreren naar het buitenland.
B= Een kind heeft een veilige woonomgeving nodig.
Universiteit Leiden ,
Nikki Bruinen
Alle stof (colleges + boek + artikelen) 40 vragen.
Dit is een oefentoets van het vak gezinspedagogiek van de Universiteit Leiden in
het jaar 2022/23. Het zijn 31 gesloten vragen en 9 open vragen. In totaal zijn het
dus 40 vragen over alle stof die behandelt wordt in deze module.
Antwoorden staan aan het einde van het document, ook over de open vragen.
Open vragen komen NIET in het tentamen voor dit is voor extra stof om te kijken of je het begrijpt.
, Gesloten vragen:
Vraag1:
Door welke drie aspecten wordt het fenotype gevormd?
A=genotype, genen en omgeving
B=gedeelde omgeving, unieke omgeving en genen
C=ouders, peers en school
D=verleden, heden en toekomstperspectieven
Vraag 2:
Welke aap staat volgens Ladygina Kohts het dichts bij de mens?
A=Gorilla
B=Chimpansee
C=Bonobo
D=Urangutan
Vraag 3:
Welk citaat past het beste bij Tomasello?
A= ‘Moeders delen zorg met anderen (ook voor melk).’
B= ‘The needs of children outstrip what most fathers are able or willing to provide’.
C= ‘andere caregivers spreken meer/vaker motherese dan de moeder zelf.’
D= ‘people par@cipate with others in collabora@ve ac@vi@es with shared goals and inten@ons’.
Vraag 4:
Naar wat deed Spitz onderzoek in weeshuizen?
A= Naar ‘emotional neglet’ bij kinderen zonder interactie in weeshuizen.
B= Naar coöperative breeding in weeshuizen in Afrika.
C= Naar alloperenting bij gezinnen in Amerika.
Vraag 5:
Hoeveel % van de kinderen woont in Nederland bij de alleenstaande moeder?
A= 5%
B= 15%
C= 18%
D= 30%
Vraag 6:
Welke huwelijksvorm bevat meerdere mannen bij een vrouw?
A= Monogamie
B= Polyandrie
C= Polygamie
D= Polygynandrie
Vraag 7:
Wat stelt het integration model?
A= Een kind moet niet integreren naar het buitenland.
B= Een kind heeft een veilige woonomgeving nodig.