Natuurkunde samenvatting vwo 3 hoofdstuk 6

Hoofdstuk 6 straling
6.1 Elektromagnetische straling
 Wat zijn kenmerken van elektromagnetische straling, licht ook toe?
o Ze bewegen van de bron af in alle richtingen
o Ze planten zich zelfstandig voort
o Een frequentie met een bijpassende golflengte
o In vacuüm hebben ze altijd dezelfde straling
 Wat zijn de effecten van een ioniserende straling en van een niet-ioniserende straling?

 Ioniserende straling:

o Het zijn stralingen die moleculen kapot kunnen maken
o Het zijn schadelijke stralingen, bijvoorbeeld aan het DNA

 Niet-ioniserende straling:

o Het zijn stralingen die geen moleculen kapot kunnen maken
o Het zijn niet schadelijke stralingen
 Orden in het elektromagnetisch spectrum verschillende soorten elektromagnetische
stralingen, plaatje van het boek?




 Hoe bereken je de golflengte van een elektomagnetische straling en wat is de lichtsnelheid?

 A=c:f

o A = de golflengte in meters (m)
o C = de lichtsnelheid in meter per seconde (m/s)
o F = de frequentie in hertz (Hz)

 De lichtsnelheid is 3,0 x 10^8 m/s (niet afgerond is het 299 792 458 m/s)

 Beschrijf hoe een mobiele telefoon informatie verzendt en ontvangt met behulp van
elektromagnetische golven? (moeilijk)

 Er moet een zendmast in de buurt zijn waarmee je telefoon kan communiceren. Dan
bewegen de elektronen in de antenne met een hoge frequentie heen en weer. Hierdoor
ontstaan elektromagnetische golven. Deze bewegen met een zeer hoge snelheid bij de
antenne vandaan. Als deze golven bij de zendmast aankomen, komen de elektronen ook in
beweging. De elektronen in de antenne van de zendmast gaan in hetzelfde tempo op en
neer bewegen als de elektronen in de telefoonantenne. Dan ontstaat er een wisselstroom
met dezelfde frequentie als in de wisselstroom van de telefoonantenne.

6.2 Licht en lenzen
 Beschrijf hoe een positieve lens een evenwijdige lichtbundel breekt?

 Licht loop in een rechte lijn, maar als het onder een doorzichtig stof (bijv. glas) valt verandert
het van richting. Eerst is het een evenwijdige luchtbundel, voor de positieve lens. Maar als
het dan de positieve lens raakt beweegt de lichtbundel naar één punt toe, het brandpunt.

,  Licht toe wat het verschil is tussen een scherpe en een onscherpe foto?

 Scherpe foto:

o De beeldchip staat op de juiste afstand van de lens
o De foto bestaat uit beeldpunten die elkaar niet overlappen

 Onscherpe foto:

o De beeldchip staat niet op de juiste afstand van de lens
o De foto bestaat uit kleine cirkeltjes die elkaar gedeeltelijk overlappen, hierdoor
worden de grenzen tussen de kleurvlakken wazig
 Wijs aan wat de voorwerpafstand en de beeldafstand is in een tekening?
o Bij het eerste plaatje en bij het tweede plaatje

o Eerste plaatje is de voorwerpafstand bij de V1 en V2 en de beeldafstand bij B1 en B2

o Tweede plaatje is de voorwerpafstand bij het woord voorwerpafstand en de
beeldafstand bij het woord beeldafstand







 Beschrijf hoe de twee constructiestralen voor de lens en na de lens lopen?
o Constructiestraal 1 gaat vanaf het voorwerp door het midden van de lens en
verandert daarbij niet van richting
o Constructiestraal 2 loopt tussen het voorwerp en de lens evenwijdig aan de hoofdas,
na de lens gaat deze lichtstraal door het brandpunt F van de lens
 Bepaal met behulp van de twee constructiestralen waar het beeld ontstaat?

 Even oefenen maar moet goed komen

 Wat gebeurt er bij een positieve lens en bij een negatieve lens?

 Positieve lens:

o Bolle lens
o Evenwijdige lichtbundel → convergente lichtbundel
o De lichtstralen kniken naar binnen, de lichtstralen komen samen bij het brandpunt

 Negatieve lens:

o Holle lens
o Evenwijdige lichtbundel → divergente lichtbundel
o De lichtstralen kniken naar buiten

6.3 röntgenfoto’s maken
 Leg uit wat er kan gebeuren als elektromagnetische straling op een voorwerp valt (drie
mogelijkheden)?
1. Transmissie, de straling wordt doorgelaten, bijv. zonlicht at door een glazen ruit valt