Samenvatting Hoofdstuk 5
Metabolisme is een stofwisseling
Brandstoffen koolhydraten, vetten en eiwitten drie groepen organische
stoffen
Bouwstoffen zijn nodig voor ontwikkeling van de spieren
Je krijgt bouwstoffen veel binnen door het eten van eiwitten
Water en vetten zijn soorten bouwstoffen, je gebruikt ze om
bijvoorbeeld hormonen te maken.
Calcium en mineralen zijn ook bouwstoffen vooral belangrijk voor de
botten
Vitamines zijn nodig als bouw en regelstoffen
Vetten en koolhydraten kun je in je lichaam opslaan als reservestoffen,
eiwitten niet/
het overschot aan eiwitten gebruik je als brandstof of zet je om in
vetten
de vooraad koolhydraten is klein, je bewaart maar ongeveer 500 gram
in je spier en levercellen in de vorm van glycogeen
glycogeen is een vertakt molecuul opgebouwd uit aan elkaar
gekoppelde glucosemoleculen
de voorraad vetten zit vooral onder huid in het merg van de holle
beenderen en rond de organen
ben je ziek of op dieet dan is vet je belangrijkste energie bron: je valt af
gebruik je de energierijke stoffen uit je voeding niet dan sla je ze op als vetten
: je komt aan
de kwaliteit van een eiwit heeft te maken met de aminozuren waaruit een
eiwit is opgebouwd
een eiwitmolecuul is een lange keten van aminozuurmoleculen
voor het opbouwen van een eiwit hebben je cellen van elk aminozuur
het juiste aantal nodig
is er van een bepaald aminozuur te weinig dan kunnen de cellen
de eiwitketen niet maken
de lever houdt de hoeveelheden aminozuren in het bloed gelijk
zodat de cellen er naar behoefte gebruik van kunnen maken
11 van 20 aminozuren kan de lever maken door andere aminozuren op te
bouwen, dit zijn de niet-essentiële aminozuren
De 9 andere aminozuren kan de lever niet maken, die krijg je door voedsel
binnen de essentiële aminozuren
Je lichaam heeft geen voorraad aminozuren, door gevarieerd te eten krijg je
variatie en dat is belangrijk. De verhouden tussen essentiële en niet-
essentiële aminozuren bepaalt de biologische waarde van eiwitten.
Als je lever veel aminozuren moet maken kost dat heel veel energie, daarom
is het handig om het uit voeding te halen, veganisten en vegetariërs moeten
plantaardige voeding goed combineren om essentiële aminozuren binnen te
krijgen
De bouw stenen van vetmoleculen zijn glycerol en vetzuren
Vetzuren kunnen verzadigd of onverzadigd zijn hangt van chemische
structuur af.
Verzadigde vetzuren vind je in vaste vetten zoals roomboter.
Onverzadigde vetzuren zitten in zonnebloemolie of olijfolie
Onverzadigde vetzuren gaan atherosclerose, vernauwing van de
bloedvaten tegen
, Vetten met veel onverzadigde vetzuren zijn beter voor hart en bloedvaten dan
vetten met veel verzadigde vetzuren.
Voor vetzuren geld dat de lever alleen de niet essentiële vetzuren zelf kan
maken, een deel van de onverzadigde vetzuren is essentieel je krijgt ze met
voedsel binnen
De celwand in je mond maakt de appelcellen kapot waardoor je iets proeft
Platen leveren, koolhydraten ( suiker, zetmeel) , water, eiwitten ( in
peulvruchten, noten ), vetten ( in noten, olijfolie ), vitamines ( vitamine C in
groente en fruit ), mineralen en voedingsvezels binnen
Voedingsvezels zijn niet verteerbare plantaardige moleculen uit je voeding,
zoals cellulose uit de celwanden.
Voedingsvezels houden water vast en daarmee krijg je een soepele
ontlasting, ze stimuleren de darmwerking en je krijgt een verzadigd
gevoel waardoor je minder eet
Cellulose is de bouwstof van de celwand van plantencellen
Plantencellen zijn via een tussencelstof aan elkaar geplakt, die
tussencelstof bestaat uit het koolhydraat pectine
In fruit lost pectine op en in gekookte groente is de pectine
helemaal opgelost dat maakt het eten zachter
De hoeveelheid zonlicht, de temperatuur, de hoeveelheid neerslag, het heeft
allemaal invloed op de samenstelling van de gewassen, meer zon is zoetere
appels
Zetmeel bestaat uit vele duizenden gekoppelde glucose moleculen, zaden
slaan verschillende typen reservestoffen op.
Metabolisme is een stofwisseling
Brandstoffen koolhydraten, vetten en eiwitten drie groepen organische
stoffen
Bouwstoffen zijn nodig voor ontwikkeling van de spieren
Je krijgt bouwstoffen veel binnen door het eten van eiwitten
Water en vetten zijn soorten bouwstoffen, je gebruikt ze om
bijvoorbeeld hormonen te maken.
Calcium en mineralen zijn ook bouwstoffen vooral belangrijk voor de
botten
Vitamines zijn nodig als bouw en regelstoffen
Vetten en koolhydraten kun je in je lichaam opslaan als reservestoffen,
eiwitten niet/
het overschot aan eiwitten gebruik je als brandstof of zet je om in
vetten
de vooraad koolhydraten is klein, je bewaart maar ongeveer 500 gram
in je spier en levercellen in de vorm van glycogeen
glycogeen is een vertakt molecuul opgebouwd uit aan elkaar
gekoppelde glucosemoleculen
de voorraad vetten zit vooral onder huid in het merg van de holle
beenderen en rond de organen
ben je ziek of op dieet dan is vet je belangrijkste energie bron: je valt af
gebruik je de energierijke stoffen uit je voeding niet dan sla je ze op als vetten
: je komt aan
de kwaliteit van een eiwit heeft te maken met de aminozuren waaruit een
eiwit is opgebouwd
een eiwitmolecuul is een lange keten van aminozuurmoleculen
voor het opbouwen van een eiwit hebben je cellen van elk aminozuur
het juiste aantal nodig
is er van een bepaald aminozuur te weinig dan kunnen de cellen
de eiwitketen niet maken
de lever houdt de hoeveelheden aminozuren in het bloed gelijk
zodat de cellen er naar behoefte gebruik van kunnen maken
11 van 20 aminozuren kan de lever maken door andere aminozuren op te
bouwen, dit zijn de niet-essentiële aminozuren
De 9 andere aminozuren kan de lever niet maken, die krijg je door voedsel
binnen de essentiële aminozuren
Je lichaam heeft geen voorraad aminozuren, door gevarieerd te eten krijg je
variatie en dat is belangrijk. De verhouden tussen essentiële en niet-
essentiële aminozuren bepaalt de biologische waarde van eiwitten.
Als je lever veel aminozuren moet maken kost dat heel veel energie, daarom
is het handig om het uit voeding te halen, veganisten en vegetariërs moeten
plantaardige voeding goed combineren om essentiële aminozuren binnen te
krijgen
De bouw stenen van vetmoleculen zijn glycerol en vetzuren
Vetzuren kunnen verzadigd of onverzadigd zijn hangt van chemische
structuur af.
Verzadigde vetzuren vind je in vaste vetten zoals roomboter.
Onverzadigde vetzuren zitten in zonnebloemolie of olijfolie
Onverzadigde vetzuren gaan atherosclerose, vernauwing van de
bloedvaten tegen
, Vetten met veel onverzadigde vetzuren zijn beter voor hart en bloedvaten dan
vetten met veel verzadigde vetzuren.
Voor vetzuren geld dat de lever alleen de niet essentiële vetzuren zelf kan
maken, een deel van de onverzadigde vetzuren is essentieel je krijgt ze met
voedsel binnen
De celwand in je mond maakt de appelcellen kapot waardoor je iets proeft
Platen leveren, koolhydraten ( suiker, zetmeel) , water, eiwitten ( in
peulvruchten, noten ), vetten ( in noten, olijfolie ), vitamines ( vitamine C in
groente en fruit ), mineralen en voedingsvezels binnen
Voedingsvezels zijn niet verteerbare plantaardige moleculen uit je voeding,
zoals cellulose uit de celwanden.
Voedingsvezels houden water vast en daarmee krijg je een soepele
ontlasting, ze stimuleren de darmwerking en je krijgt een verzadigd
gevoel waardoor je minder eet
Cellulose is de bouwstof van de celwand van plantencellen
Plantencellen zijn via een tussencelstof aan elkaar geplakt, die
tussencelstof bestaat uit het koolhydraat pectine
In fruit lost pectine op en in gekookte groente is de pectine
helemaal opgelost dat maakt het eten zachter
De hoeveelheid zonlicht, de temperatuur, de hoeveelheid neerslag, het heeft
allemaal invloed op de samenstelling van de gewassen, meer zon is zoetere
appels
Zetmeel bestaat uit vele duizenden gekoppelde glucose moleculen, zaden
slaan verschillende typen reservestoffen op.