Scheikunde samenvatting hoofdstuk 1
- Paragraaf 1.1: Materialen
Natuurlijk materiaal = Materialen die je WEL in de natuur kan vinden. (hout, steen)
Synthetische materiaal = Materialen die je niet NIET in de natuur kan vinden, maar moet maken.
(glas, plastic) Deze materialen maak je met behulp van verschillende
grondstoffen. Tegenwoordig word met de term synthetisch vooral plastic
of kunststof bedoelt.
Plastic/kunststof word gemaakt van aardolie, Maar die aardolie raakt een keer op en is niet
biologisch afbreekbaar door de bacteriën. Er moet dus een nieuw soort plastic komen. Dit plastic
moet door de bacteriën kunnen worden afgebroken (Biodegradeerbaar) en het moet gemaakt
worden van een grondstof die niet opraakt (Hernieuwbare grondstoffen). Dit nieuwe ‘plastic’ word
polymelkzuur genoemd . Na 3 maanden is er niks meer van de stof over. Dit is handig voor
verpakkingsindustrie maar niet voor tuinmeubelen.
Welk materiaal je kiest, hangt af van het materiaaleigenschap:
Hydrofoob = Het is waterafstotend (Cola fles)
Hydrofiel = Het absorbeert water en laat het door (T-shirt voor als je zweet)
Dichtheid = Hoog (ijzer), laag (aluminium)
Elasticiteit = Elastisch (rubber), veert niet (steen)
Elektrisch geleidbaarheid = Goed (metalen, niet goed (plastic)
Hardheid = Hard (beton), zacht (krijt)
Een materiaal dat bestaat uit een samengestelde mix van meerde materialen word een composiet
Genoemd (Beton, gewapend glas, Gouden sieraden). Door meerde materialen te combineren
ontstaat er een materiaal met betere eigenschappen dan de afzonderlijke materialen. Er zijn
meerdere soorten composieten. Een mengsel van samengesmolten metalen word legering
genoemd (dit is meestal veel sterker dan een zuiver metaal). Ook word tegenwoordig plastic vaak
gemixt met carbonvezels. Carbon is even licht als gewoon plastic maar de vezels zijn veel dunner en
sterker. Carbon is stijver en sterker dan gewoon plastic.
- Paragraaf 1.2: Stoffen
Materialen bestaan uit verschillende stoffen. De kleinste deeltjes van een stof bestaan uit
moleculen.
Een zuivere stof bestaat uit 1 soort molecuul. (Zuiver water wel, Kraanwater niet)
Een mengsel bestaat uit meerde soorten moleculen. En heeft dus meerdere stofeigenschappen.
Heterogene mengsels = Je kunt de verschillende stoffen zien (zand)
Homogene mengsels = Je kunt de verschillende stoffen niet zien (Lucht, euromunt)
Een oplossing is een homogeen mengsels, Je ziet de stoffen namelijk niet meer terug. Een oplossing
is altijd helder. (Suiker in water, Gasmengsel, Legering)
Een suspensie en een emulsie zijn heterogene mengsels, je ziet de stoffen namelijk terug. Een
suspensie is altijd troebel en als je het met rust laat zakken de vaste deeltjes naar beneden een suspensie
bestaat uit een vaste stof en een vloeistof. Daarom moet je eerst schudden bij chocolademelk. Een emulsie
bestaat uit 2 vloeistoffen die niet samen kunnen mengen. Door een emulgator lukt dat wel.
- Paragraaf 1.1: Materialen
Natuurlijk materiaal = Materialen die je WEL in de natuur kan vinden. (hout, steen)
Synthetische materiaal = Materialen die je niet NIET in de natuur kan vinden, maar moet maken.
(glas, plastic) Deze materialen maak je met behulp van verschillende
grondstoffen. Tegenwoordig word met de term synthetisch vooral plastic
of kunststof bedoelt.
Plastic/kunststof word gemaakt van aardolie, Maar die aardolie raakt een keer op en is niet
biologisch afbreekbaar door de bacteriën. Er moet dus een nieuw soort plastic komen. Dit plastic
moet door de bacteriën kunnen worden afgebroken (Biodegradeerbaar) en het moet gemaakt
worden van een grondstof die niet opraakt (Hernieuwbare grondstoffen). Dit nieuwe ‘plastic’ word
polymelkzuur genoemd . Na 3 maanden is er niks meer van de stof over. Dit is handig voor
verpakkingsindustrie maar niet voor tuinmeubelen.
Welk materiaal je kiest, hangt af van het materiaaleigenschap:
Hydrofoob = Het is waterafstotend (Cola fles)
Hydrofiel = Het absorbeert water en laat het door (T-shirt voor als je zweet)
Dichtheid = Hoog (ijzer), laag (aluminium)
Elasticiteit = Elastisch (rubber), veert niet (steen)
Elektrisch geleidbaarheid = Goed (metalen, niet goed (plastic)
Hardheid = Hard (beton), zacht (krijt)
Een materiaal dat bestaat uit een samengestelde mix van meerde materialen word een composiet
Genoemd (Beton, gewapend glas, Gouden sieraden). Door meerde materialen te combineren
ontstaat er een materiaal met betere eigenschappen dan de afzonderlijke materialen. Er zijn
meerdere soorten composieten. Een mengsel van samengesmolten metalen word legering
genoemd (dit is meestal veel sterker dan een zuiver metaal). Ook word tegenwoordig plastic vaak
gemixt met carbonvezels. Carbon is even licht als gewoon plastic maar de vezels zijn veel dunner en
sterker. Carbon is stijver en sterker dan gewoon plastic.
- Paragraaf 1.2: Stoffen
Materialen bestaan uit verschillende stoffen. De kleinste deeltjes van een stof bestaan uit
moleculen.
Een zuivere stof bestaat uit 1 soort molecuul. (Zuiver water wel, Kraanwater niet)
Een mengsel bestaat uit meerde soorten moleculen. En heeft dus meerdere stofeigenschappen.
Heterogene mengsels = Je kunt de verschillende stoffen zien (zand)
Homogene mengsels = Je kunt de verschillende stoffen niet zien (Lucht, euromunt)
Een oplossing is een homogeen mengsels, Je ziet de stoffen namelijk niet meer terug. Een oplossing
is altijd helder. (Suiker in water, Gasmengsel, Legering)
Een suspensie en een emulsie zijn heterogene mengsels, je ziet de stoffen namelijk terug. Een
suspensie is altijd troebel en als je het met rust laat zakken de vaste deeltjes naar beneden een suspensie
bestaat uit een vaste stof en een vloeistof. Daarom moet je eerst schudden bij chocolademelk. Een emulsie
bestaat uit 2 vloeistoffen die niet samen kunnen mengen. Door een emulgator lukt dat wel.