COG = Consumentengedrag de basis
LES 1
Wat is consumentengedrag
Is beslissen en kiezen.
Een kundige marketeer kent de markt, de potentiele consumenten en wat die wil
hebben, welke voorkeuren ze hebben en wat ze hebben en wat ze wel en niet zullen
kopen.
(Ken je klant)
Geef een Definitie van een consumentengedrag > tentamen
‘ Alle handelingen van mensen die te maken hebben met het verwerven, gebruiken en
afdanken van producten en diensten ter bevrediging van hen behoeftes’
Consumentengedrag = beslissen en kiezen
Consumentengedrag gaat voor een groot deel om het waarnemen en denken
Opdracht:
Welke stappen onderneem je bij de aankoop van:
1. Vakantie: bestemming > hotel/huisje > auto of is er openbaar vervoer , bedrag
hoeveel je wilt uitgeven. Luxery products > hoge hoopinspanning
2. Dagelijkse boodschappen: in de koelkast kijken wat je hebt. Boodschappen tassen
meenemen. Muntje mee voor een kar. Naar de supermarkt die voordelig is. Wat je
bij de supermarkt niet kan vinden naar een andere supermarkt. Convenience
good = makkelijke goederen > lage koopinspanning
3. Kleding: bepaalde bestemming voor je kleding ( dagelijks, kerst, bruiloft enzv. )
koop motivatie. Shopping products > al winkelend vergelijken
Luxery product > voorbeeld
- moeite doen om iets aan te schaffen
Convience good > voorbeeld
- dagelijks voorkomende producten
Shopping products > voorbeeld
- - kleding
- kleine elektronica
LES 1
Wat is consumentengedrag
Is beslissen en kiezen.
Een kundige marketeer kent de markt, de potentiele consumenten en wat die wil
hebben, welke voorkeuren ze hebben en wat ze hebben en wat ze wel en niet zullen
kopen.
(Ken je klant)
Geef een Definitie van een consumentengedrag > tentamen
‘ Alle handelingen van mensen die te maken hebben met het verwerven, gebruiken en
afdanken van producten en diensten ter bevrediging van hen behoeftes’
Consumentengedrag = beslissen en kiezen
Consumentengedrag gaat voor een groot deel om het waarnemen en denken
Opdracht:
Welke stappen onderneem je bij de aankoop van:
1. Vakantie: bestemming > hotel/huisje > auto of is er openbaar vervoer , bedrag
hoeveel je wilt uitgeven. Luxery products > hoge hoopinspanning
2. Dagelijkse boodschappen: in de koelkast kijken wat je hebt. Boodschappen tassen
meenemen. Muntje mee voor een kar. Naar de supermarkt die voordelig is. Wat je
bij de supermarkt niet kan vinden naar een andere supermarkt. Convenience
good = makkelijke goederen > lage koopinspanning
3. Kleding: bepaalde bestemming voor je kleding ( dagelijks, kerst, bruiloft enzv. )
koop motivatie. Shopping products > al winkelend vergelijken
Luxery product > voorbeeld
- moeite doen om iets aan te schaffen
Convience good > voorbeeld
- dagelijks voorkomende producten
Shopping products > voorbeeld
- - kleding
- kleine elektronica
