Leerdoelen:
Na bestudering van het onderdeel cognitieve en communicatieve stoornissen kan de student
van de behandelde onderwerpen het volgende weergeven :
- Een begripsomschrijving en verloop
- De etiologie (oorzaken)
- De symptomatologie (verschijnselen)
- De diagnostiek (onderzoeksmethoden)
- De therapie (behandeling)
- De prognose (vooruitzichten)
,College 1. Plasticiteit (veranderbaarheid) van het hersenweefsel na
een CVA
Neuronen: echte zenuwcellen, zij maken en geleiden de prikkels voort
Gliacellen: bindweefsel van het centraal zenuwstelsel
1. Microglia: kleine steuncellen die wat met de afweer doen
2. Oligodendrocyten: cellen met weinig dendrieten ofwel vertakkingen, die zorgen voor
de myelineschede (vetschede) rond de zenuwceluitlopers in centraal zenuwstelsel
3. Astrocyten: zij voeden de aanliggende zenuwcellen
Cellen van Schwann:
Die zorgen voor de myelineschede in het perifeer zenuwstelsel.
Zie plaatje hierboven
Cellichaam de uitloper is het axon als je die vervolgt heb je eindvertakkingen (terminal
branches) = “Telodendria”.
Motorisch eindplaatje: overdracht van de zenuwimpuls naar de spier toe.
,Zie plaatje hieronder
Dendrieten = vertakkingen
Dendrieten vangen altijd de signalen op van een andere zenuwcel en de neurieten (of het
axon) geleid het van het zenuwcellichaam af. En dit kan dus naar de volgende zenuwcel gaan.
Dendrieten zijn dus ontvangers van de signalen en de axonen geven het weer door aan de
zenuwcellen of eventueel aan de spier toe.
In het plaatje hierboven zie je schematisch weergegeven wat hierboven is uitgelegd over
dendrieten en axonen.
, Alles dat te maken heeft met de motoriek
Motorisch systeem
In je cortex worden de plannen bedacht. Daarnaast heb je ook een geheugengebied voor
motorische patronen. Dan gaat het signaal naar beneden via de pyramidebaan. Deze
pyramidebaan kun je in 2 delen verdelen (tractus corticobulbaris en tractus corticospinalis).
Tractus corticospinalis gaat van de motorische schors naar het ruggenmerg en bestuurd je
armen/benen/romp motoriek. De tractus corticobulbaris gaat van de motorische schors naar
de hersenzenuwkernen die wat doen met de motoriek.
Hersenzenuwen die betrokken zijn bij motoriek:
Nervus 3, 4, 5, 6, 7, 9, 10, 11 en 12 wel.
Nervus 1, 2 en 8 dus niet!! Deze zijn betrokken bij de sensoriek.
De tractus corticospinalis kruist over. 90% kruist over, de overige 10% niet.
Rol van het cerebellum: coördineren van bewegingen.
Het cerebellum krijgt informatie binnen uit de spieren en pezen wat de stand en spanning
van je spieren en pezen is. Dus: het hij vergelijkt continu het plan met de actualiteit en
eventueel zal hij dit dan bijstellen.
Daarnaast krijgt hij info uit het evenwichtsorgaan en de visuele input.
Jouw plan is dus om te gaan bewegen, en het cerebellum kijkt op dat moment “moet ik dat
uitvoeren of moet ik enigszins gaan bijstellen met bewegen?” Dit is natuurlijk het geval bij
bewegen, maar ook met het praten.
Basale kernen: de rol is modulerend van aard, met betrekking tot faciliterende en
inhiberende processen. Dus ze hebben een rol bij het opstarten van een beweging en ook
het faciliteren van het meer of minder inhiberen van een beweging.
Rol basale ganglia: de beweging vloeiend laten verlopen.
Hoe kun je meten wat iets doet/wat er veranderd?
Als de doorbloeding toeneemt (dat kun je meten) dan zal dat een rol spelen in de planning
van de bewegingen.
Er zijn onderzoeken gedaan bij dieren om te kijken wat het met de hersenen en doorbloeding
doet wanneer je bijvoorbeeld de duim van het dier amputeert.
Directe beïnvloeding van de beweging (centraal motorisch neuron) = hersenschors/grote
hersenen tot aan het doorschakelen met de motorische voorhoorncel.
Onwillekeurige oefening op motoriek
De pyramidebaan oefent onwillekeurig oefening uit op het motorische gebeuren. Wat ook
onwillekeurig invloed uitoefent op het motorische gebeuren is het extra pyramidale systeem.