Samenvatting onderzoek
Week 1 bloedglucose en bloeddruk
Handleiding bloeddruk en bloedglucose prikken:
Algemeen: De prikkers die gebruikt worden zijn maar éénmalig te gebruiken en de naald is verzonken in de
prikker, zodat je jezelf niet kan prikken aan een reeds gebruikte naald van iemand anders. Daarnaast prik
je alléén jezelf. IEDEREEN gebruikt direct nadat hij/ zij bloed bij zichzelf heeft afgenomen heeft een pleister
op de plek waar hij/ zij geprikt is. Dit om te voorkomen dat mogelijk besmet bloed verspreid wordt onder
medestudenten.
Bloedglucose prikken:
Benodigdheden: Glucosemeter, Prikkers, Ontsmettingsdoekjes, Gaasje/ doekje, Strip, Pleister,
Gele wegwerpbak (handen wassen vooraf met zeep)
1. Zet eerst de bloedglucosemeter aan, Zorg dat er een nieuwe strip in de meter zit 3. Controleer het
nummer dat de meter aangeeft met het nummer op het potje met strip! 4. Zet de prikker aan de zijkant
van je middelvinger en duw de prikker tegen je vinger. Druk vervolgens met de duim op de injector totdat
de injector afgaat. 5. Hou je vinger met het druppeltje bloed tegen de strip en de meting begint.
6. Veeg het druppeltje bloed af met het gaasje. 7. Plak een pleister op de prikplaats.
Normaal = <6,1 en <7,8 streefwaarden: nuchter = 4,5 -8 & glucose 2u =<9
DM = >7,0 en >11,1
Draagbare bloedglucosemeters zouden niet gebruikt mogen worden bij de diagnostiek van
diabetes mellitus, maar wel bij de screening op diabetes en bij de glucosecontrole tijdens
behandeling van diabetes.
Theorie bij glucoseprikken:
bronnen van glucose
- Glucoseresorptie uit dunne darm (uit koolhydraten)
- Glycogeen
- Aanmaak van glucose door lichaam (lever) = gluconeogenese
è Lever kan glucose vormen uit: glucogene aminozuren, glycerol (afkomstig van afbraak van vet) à
pyrodruivezuur en melkzuur à pyrodruivezuur
Werking insuline op witvetweefsel: glucosetransport , glycerolsynthese , vetzuursynthese ,
triglyceridensynthese , lipolyse
Energiebronnen naast koolhydraten:
Eiwitten glucogene aminozuren à pyrodruivezuur à Acetyl Co-enzym A à citroenzuurcyclus
Vetten glycerol à pyrodruivezuur à
Acetyl Co-enzym A à citroenzuurcyclus
vetzuren à Acetyl Co-enzym
Aà citroenzuurcyclus
, Ketonen + hoog bloedglucosegehalte = een tekort aan insuline (alleen bij diabetes)
Ketonen + laag bloedglucosegehalte = een tekort aan voeding (koolhydraten), en kan dus ook bij
mensen ZONDER diabetes voorkomen
Bloeddrukmeting
Benodigdheden: Handmatige bloeddrukmeter, Stethoscoop, Elektronische bloeddrukmeter
Handmatig bloeddrukmeten:
1.Laat de proefpersoon de linkerarm ontbloten tot ruim boven de elleboog.
2.Doe de band van de handmatige bloeddrukmeter om de linker bovenarm.
3. Doe de stethoscoop in je oren (let op dat de oorstukken naar voren wijzen).
4. Zet het membraan van de stethoscoop in de elleboog.
5. Pomp nu langzaam lucht in de band met de ballon. Pomp op tot rond de 150 mmHg.
6. Hoor je door de stethoscoop de slagader pulseren (polsslag), pomp dan hoger op tot 180mmHg.
7. Laat nu langzaam de ballon leeglopen door aan de ventielknop te draaien.
8. Let op het moment dat je de slagader hoort pulseren (polsslag). Dit is de bovendruk, onthoud deze.
9. Let op het moment dat je géén pulsatie meer hoort. Dit is de onderdruk.
Elektronisch bloeddrukmeten: 1. Laat de proefpersoon de linkerarm ontbloten tot ruim boven de
elleboog (wanneer dunne kleding gedragen wordt, mag de bloeddrukband over deze kleding heen).
2. Zorg dat de bloeddrukband boven de elleboog om de arm zit. 3. De proefpersoon mag tijdens de
meting niet praten, hoesten, niezen of bewegen! 4. Druk op de startknop en laat de meting beginnen,
lees de waarde af en herhaal de meting.
Normale bloeddruk = 120/80 verhoogde bloeddruk = 140/90
Wat bepaalt (globaal) de RR?--> Hart: snelheid van pompen, kracht waarmee het hart pompt
Weerstand waartegen het hart moet pompen: vasoconstrictie/ dilatatie van vaten, bloedvolume en
kwaliteit vaten (vb. atherosclerose)
Week 2 - EBP. Literatuur zoeken, validiteit en betrouwbaarheid
Onderzoeksvaardigheden 3.5 betrouwbaarheid en validiteit
3.5.1 betrouwbaarheid
Betrouwbaarheid is de mate waarin het resultaat onafhankelijk van toeval is. Als je het onderzoek op
dezelfde manier over zou doen zou dit hetzelfde resultaat moeten opleveren.
Wat houden betrouwbaarheid en validiteit in?
betrouwbaarheid:
-> kwantitatief onderzoek:
- het aantal waarnemingen ->bepaal de juiste omvang van de steekproef
- fishing -> niet gericht aan het toetsen maar aan het vissen naar verbanden. Breng dus niet onnodig alles
met elkaar in verband.
- de betrouwbaarheid van het meetinstrument
- >Kwantitatief onderzoek:
bij kwantitatief zijn de volgende zaken met name van belang:
1. Bepaal de juiste omvang van de steekproef. Als de steekproef te klein is, is het onderzoek niet
betrouwbaar.
2. Breng niet onnodig alles met elkaar in verband. We noemen dit fishing je bent dan niet gericht aan het
toetsen, maar aan het vissen naar verbanden. Als je in een onderzoek veel zaken meet en je gaat
onderzoeken in hoeverre deze variabelen met elkaar samenhangen, dan heb je elke keer een kleine kans
Week 1 bloedglucose en bloeddruk
Handleiding bloeddruk en bloedglucose prikken:
Algemeen: De prikkers die gebruikt worden zijn maar éénmalig te gebruiken en de naald is verzonken in de
prikker, zodat je jezelf niet kan prikken aan een reeds gebruikte naald van iemand anders. Daarnaast prik
je alléén jezelf. IEDEREEN gebruikt direct nadat hij/ zij bloed bij zichzelf heeft afgenomen heeft een pleister
op de plek waar hij/ zij geprikt is. Dit om te voorkomen dat mogelijk besmet bloed verspreid wordt onder
medestudenten.
Bloedglucose prikken:
Benodigdheden: Glucosemeter, Prikkers, Ontsmettingsdoekjes, Gaasje/ doekje, Strip, Pleister,
Gele wegwerpbak (handen wassen vooraf met zeep)
1. Zet eerst de bloedglucosemeter aan, Zorg dat er een nieuwe strip in de meter zit 3. Controleer het
nummer dat de meter aangeeft met het nummer op het potje met strip! 4. Zet de prikker aan de zijkant
van je middelvinger en duw de prikker tegen je vinger. Druk vervolgens met de duim op de injector totdat
de injector afgaat. 5. Hou je vinger met het druppeltje bloed tegen de strip en de meting begint.
6. Veeg het druppeltje bloed af met het gaasje. 7. Plak een pleister op de prikplaats.
Normaal = <6,1 en <7,8 streefwaarden: nuchter = 4,5 -8 & glucose 2u =<9
DM = >7,0 en >11,1
Draagbare bloedglucosemeters zouden niet gebruikt mogen worden bij de diagnostiek van
diabetes mellitus, maar wel bij de screening op diabetes en bij de glucosecontrole tijdens
behandeling van diabetes.
Theorie bij glucoseprikken:
bronnen van glucose
- Glucoseresorptie uit dunne darm (uit koolhydraten)
- Glycogeen
- Aanmaak van glucose door lichaam (lever) = gluconeogenese
è Lever kan glucose vormen uit: glucogene aminozuren, glycerol (afkomstig van afbraak van vet) à
pyrodruivezuur en melkzuur à pyrodruivezuur
Werking insuline op witvetweefsel: glucosetransport , glycerolsynthese , vetzuursynthese ,
triglyceridensynthese , lipolyse
Energiebronnen naast koolhydraten:
Eiwitten glucogene aminozuren à pyrodruivezuur à Acetyl Co-enzym A à citroenzuurcyclus
Vetten glycerol à pyrodruivezuur à
Acetyl Co-enzym A à citroenzuurcyclus
vetzuren à Acetyl Co-enzym
Aà citroenzuurcyclus
, Ketonen + hoog bloedglucosegehalte = een tekort aan insuline (alleen bij diabetes)
Ketonen + laag bloedglucosegehalte = een tekort aan voeding (koolhydraten), en kan dus ook bij
mensen ZONDER diabetes voorkomen
Bloeddrukmeting
Benodigdheden: Handmatige bloeddrukmeter, Stethoscoop, Elektronische bloeddrukmeter
Handmatig bloeddrukmeten:
1.Laat de proefpersoon de linkerarm ontbloten tot ruim boven de elleboog.
2.Doe de band van de handmatige bloeddrukmeter om de linker bovenarm.
3. Doe de stethoscoop in je oren (let op dat de oorstukken naar voren wijzen).
4. Zet het membraan van de stethoscoop in de elleboog.
5. Pomp nu langzaam lucht in de band met de ballon. Pomp op tot rond de 150 mmHg.
6. Hoor je door de stethoscoop de slagader pulseren (polsslag), pomp dan hoger op tot 180mmHg.
7. Laat nu langzaam de ballon leeglopen door aan de ventielknop te draaien.
8. Let op het moment dat je de slagader hoort pulseren (polsslag). Dit is de bovendruk, onthoud deze.
9. Let op het moment dat je géén pulsatie meer hoort. Dit is de onderdruk.
Elektronisch bloeddrukmeten: 1. Laat de proefpersoon de linkerarm ontbloten tot ruim boven de
elleboog (wanneer dunne kleding gedragen wordt, mag de bloeddrukband over deze kleding heen).
2. Zorg dat de bloeddrukband boven de elleboog om de arm zit. 3. De proefpersoon mag tijdens de
meting niet praten, hoesten, niezen of bewegen! 4. Druk op de startknop en laat de meting beginnen,
lees de waarde af en herhaal de meting.
Normale bloeddruk = 120/80 verhoogde bloeddruk = 140/90
Wat bepaalt (globaal) de RR?--> Hart: snelheid van pompen, kracht waarmee het hart pompt
Weerstand waartegen het hart moet pompen: vasoconstrictie/ dilatatie van vaten, bloedvolume en
kwaliteit vaten (vb. atherosclerose)
Week 2 - EBP. Literatuur zoeken, validiteit en betrouwbaarheid
Onderzoeksvaardigheden 3.5 betrouwbaarheid en validiteit
3.5.1 betrouwbaarheid
Betrouwbaarheid is de mate waarin het resultaat onafhankelijk van toeval is. Als je het onderzoek op
dezelfde manier over zou doen zou dit hetzelfde resultaat moeten opleveren.
Wat houden betrouwbaarheid en validiteit in?
betrouwbaarheid:
-> kwantitatief onderzoek:
- het aantal waarnemingen ->bepaal de juiste omvang van de steekproef
- fishing -> niet gericht aan het toetsen maar aan het vissen naar verbanden. Breng dus niet onnodig alles
met elkaar in verband.
- de betrouwbaarheid van het meetinstrument
- >Kwantitatief onderzoek:
bij kwantitatief zijn de volgende zaken met name van belang:
1. Bepaal de juiste omvang van de steekproef. Als de steekproef te klein is, is het onderzoek niet
betrouwbaar.
2. Breng niet onnodig alles met elkaar in verband. We noemen dit fishing je bent dan niet gericht aan het
toetsen, maar aan het vissen naar verbanden. Als je in een onderzoek veel zaken meet en je gaat
onderzoeken in hoeverre deze variabelen met elkaar samenhangen, dan heb je elke keer een kleine kans
