Samenvatting Omzetbelasting 3.2
Leerdoelen:
o De student kan vaststellen of en in hoeverre er sprake is van belastingplicht voor de
omzetbelasting en op welk moment deze belastingplicht aanvangt en eindigt (“wie”).
o De student kan vaststellen of er sprake is van een belastbare prestatie voor de
omzetbelasting (“wat”).
o De student kan vaststellen in welk land (“waar”) de belastbare prestatie wordt verricht.
o De student kan vaststellen wat de maatstaf van heffing is (“waarover”).
o De student kan vaststellen tegen welk tarief de prestatie belast is (“hoeveel”).
o De student kan vaststellen of de prestatie vrijgesteld is van de heffing van omzetbelasting.
o De student kan vaststellen of en in hoeverre er recht bestaat op aftrek van voorbelasting en
wanneer deze moet worden geclaimd;
o De student kan vaststellen wie, wanneer en hoe de heffing moet (worden) afdragen aan de
belastingdienst.
o De student kan beoordelen en vaststellen aan welke administratieve verplichtingen voldaan
moet worden en analyseren en beargumenteren of in de gegeven situatie aan deze
administratieve verplichtingen wordt voldaan.
Onderwerpen:
Week 1:
o Historie en systeem
o Belastingplichtige
Week 2:
o Intro belastbare feiten
o Belastbaar feit: levering
o Plaats van levering
Week 3:
o Intracommunautaire verwerving (ICV)
o Invoer
o Diensten
o Plaats van (voornoemde) prestaties
Week 4:
o Maatstaf van heffing
o Tarief
Week 5:
o Recht op vooraftrek
Week 6:
o Verschuldigdheid, wie? En wanneer?
o Vrijstellingen
Week 7:
o KOR
o Administratieve verplichtingen
, Omzetbelasting
Kenmerken omzetbelasting:
De omzetbelasting is een kostprijsverhogende belasting (verbruiksbelasting), belasting met
betrekking op de uitgaven. Het betreft een verbruiksbelasting, in beginsel is het gebruik door een
consument belast. De omzetbelasting is een algemene belasting. En een indirecte belasting,
ondernemer is ‘intermediair’ hij is belastingplichtig, op de consument wordt belasting gedrukt. De
omzetbelasting is een aangiftebelasting.
Systeem heffing van omzetbelasting:
Artikel 1 OB -> verschuldigdheid van BTW over belaste prestaties (omzetzijde).
Artikel 2 OB -> aftrek van voorbelasting (inkoopzijde)
Meermalige niet-cumulatieve heffing -> voorkoming cumulatie omzetbelasting door aftrek van
voorbelasting toe te staan.
Belastingplichtige
Begrip belastingplichtige:
Artikel 9 Btw-richtlijnen: de belastingplichtige: “Ieder die, ongeacht op welke plaats, zelfstandig een
economische activiteit verricht, ongeacht het oogmerk of het resultaat van die activiteit”.
Artikel 7 lid 1 OB: de ondernemer: “Ieder die zelfstandig een bedrijf uitoefent.”
Begrip “ieder”:
Rechtsvorm is irrelevant: dus Natuurlijke personen, Rechtspersonen en Combinaties zonder
rechtspersoonlijkheid (bijvoorbeeld vof/maatschap)
Begrip “zelfstandigheid” bij natuurlijke personen:
Een verhouding van onder geschiktheid ten aanzien van de arbeids- en bezoldigingsvoorwaarden
sluit zelfstandigheid uit (voorbeeld: arbeidsovereenkomst).
Criteria zelfstandigheid bij dienstbetrekking:
- Korte duur
- Je kunnen laten vervangen
- Geen ziekte/vakantie regelingen
- Eigen bedrijfsmiddelen
- Eigen risico’s
- Zelf aansprakelijk
DGA: Niet automatisch ondernemer (van der steen arrest)
Begrip “bedrijf” uit jurisprudentie:
- Organisatie van kapitaal en arbeid
- Duurzaam streven/ duurzame organisatie (meer dan 1 keer)
- Deelname aan economisch verkeer (buiten besloten kring handelen)
- Artikel 7 lid 2 sub a OB: beroep
- Artikel 7 lid 2 sub b OB: exploitatie van een vermogensbestanddeel
- Kosten voor gemene rekening (geen belaste prestatie) voorwaarden:
o Kosten worden gemaakt ten behoeve van verschillende ondernemers.
o In eerste instantie door 1 iemand betaald.
Leerdoelen:
o De student kan vaststellen of en in hoeverre er sprake is van belastingplicht voor de
omzetbelasting en op welk moment deze belastingplicht aanvangt en eindigt (“wie”).
o De student kan vaststellen of er sprake is van een belastbare prestatie voor de
omzetbelasting (“wat”).
o De student kan vaststellen in welk land (“waar”) de belastbare prestatie wordt verricht.
o De student kan vaststellen wat de maatstaf van heffing is (“waarover”).
o De student kan vaststellen tegen welk tarief de prestatie belast is (“hoeveel”).
o De student kan vaststellen of de prestatie vrijgesteld is van de heffing van omzetbelasting.
o De student kan vaststellen of en in hoeverre er recht bestaat op aftrek van voorbelasting en
wanneer deze moet worden geclaimd;
o De student kan vaststellen wie, wanneer en hoe de heffing moet (worden) afdragen aan de
belastingdienst.
o De student kan beoordelen en vaststellen aan welke administratieve verplichtingen voldaan
moet worden en analyseren en beargumenteren of in de gegeven situatie aan deze
administratieve verplichtingen wordt voldaan.
Onderwerpen:
Week 1:
o Historie en systeem
o Belastingplichtige
Week 2:
o Intro belastbare feiten
o Belastbaar feit: levering
o Plaats van levering
Week 3:
o Intracommunautaire verwerving (ICV)
o Invoer
o Diensten
o Plaats van (voornoemde) prestaties
Week 4:
o Maatstaf van heffing
o Tarief
Week 5:
o Recht op vooraftrek
Week 6:
o Verschuldigdheid, wie? En wanneer?
o Vrijstellingen
Week 7:
o KOR
o Administratieve verplichtingen
, Omzetbelasting
Kenmerken omzetbelasting:
De omzetbelasting is een kostprijsverhogende belasting (verbruiksbelasting), belasting met
betrekking op de uitgaven. Het betreft een verbruiksbelasting, in beginsel is het gebruik door een
consument belast. De omzetbelasting is een algemene belasting. En een indirecte belasting,
ondernemer is ‘intermediair’ hij is belastingplichtig, op de consument wordt belasting gedrukt. De
omzetbelasting is een aangiftebelasting.
Systeem heffing van omzetbelasting:
Artikel 1 OB -> verschuldigdheid van BTW over belaste prestaties (omzetzijde).
Artikel 2 OB -> aftrek van voorbelasting (inkoopzijde)
Meermalige niet-cumulatieve heffing -> voorkoming cumulatie omzetbelasting door aftrek van
voorbelasting toe te staan.
Belastingplichtige
Begrip belastingplichtige:
Artikel 9 Btw-richtlijnen: de belastingplichtige: “Ieder die, ongeacht op welke plaats, zelfstandig een
economische activiteit verricht, ongeacht het oogmerk of het resultaat van die activiteit”.
Artikel 7 lid 1 OB: de ondernemer: “Ieder die zelfstandig een bedrijf uitoefent.”
Begrip “ieder”:
Rechtsvorm is irrelevant: dus Natuurlijke personen, Rechtspersonen en Combinaties zonder
rechtspersoonlijkheid (bijvoorbeeld vof/maatschap)
Begrip “zelfstandigheid” bij natuurlijke personen:
Een verhouding van onder geschiktheid ten aanzien van de arbeids- en bezoldigingsvoorwaarden
sluit zelfstandigheid uit (voorbeeld: arbeidsovereenkomst).
Criteria zelfstandigheid bij dienstbetrekking:
- Korte duur
- Je kunnen laten vervangen
- Geen ziekte/vakantie regelingen
- Eigen bedrijfsmiddelen
- Eigen risico’s
- Zelf aansprakelijk
DGA: Niet automatisch ondernemer (van der steen arrest)
Begrip “bedrijf” uit jurisprudentie:
- Organisatie van kapitaal en arbeid
- Duurzaam streven/ duurzame organisatie (meer dan 1 keer)
- Deelname aan economisch verkeer (buiten besloten kring handelen)
- Artikel 7 lid 2 sub a OB: beroep
- Artikel 7 lid 2 sub b OB: exploitatie van een vermogensbestanddeel
- Kosten voor gemene rekening (geen belaste prestatie) voorwaarden:
o Kosten worden gemaakt ten behoeve van verschillende ondernemers.
o In eerste instantie door 1 iemand betaald.