Leerdoelen samenvatting Leren & Ontwikkelen, CIJFER: 8,2

LEREN & ONTWIKKELEN
HR in business blok 2

,Inhoudsopgave

WEEK 11.................................................................................................................................................2

JE KUNT DE ROL VAN LEIDERSCHAP BIJ HRM BELEID BESCHRIJVEN........................................................7

JE HEBT INZICHT IN DE ROL VAN LIJNMANAGERS BIJ HET UITVOEREN EN IMPLEMENTEREN VAN HET
HR-BELEID..............................................................................................................................................8

JE KUNT ONDERBOUWEN WAT BIJDRAAGT AAN EFFECTIEVE IMPLEMENTATIE VAN HRM BELEID .........9

WEEK 12...............................................................................................................................................11

JE KUNT HET VERSCHIL TUSSEN EEN BEDRIJFSECONOMISCHE EN DUURZAME VISIE OP HRM
ONDERSCHEIDEN..................................................................................................................................11

JE KUNT DE VERSCHILLENDE ROLLEN DIE HRM HEEFT BENOEMEN EN HERKENNEN..............................12

JE KUNT DE PROCESSTAPPEN VOOR HET OPSTELLEN EN IMPLEMENTEREN VAN L&D PLANNEN
TOEPASSEN...........................................................................................................................................14

JE KUNT DE POSITIE VAN L&O BINNEN DE RUIMERE HR CONTEXT ANALYSEREN..................................19

JE KAN OP BASIS VAN HET CONFRONTATIEMODEL BEPALEN WELKE INSTRUMENTEN JE IN KAN ZETTEN
OM MEDEWERKERS OP DE JUISTE MANIER TE MOBILISEREN...............................................................21

JE KUNT DE KENMERKEN VOOR HET LEREN VAN VOLWASSENEN BENOEMEN......................................25

JE KUN ANALYSEREN IN HOEVERRE EEN LEEROMGEVING PASSEND IS BIJ HET LEREN VAN
VOLWASSENEN.....................................................................................................................................27

JE KUNT EEN DIAGNOSE MAKEN VAN DE FASE VAN GROEPSONTWIKKELING EN HET NIVEAU VAN
GROEP FUNCTIONEREN VAN EEN TEAM...............................................................................................31

JE KUNT VANUIT DE DIAGNOSE EEN PASSENDE TEAMINTERVENTIE OPSTELLEN...................................33

WEEK 13...............................................................................................................................................34

JE KUNT DE VERSCHILLEN TUSSEN VERSCHILLENDE GROEPEN LERENDE VOLWASSENEN BENOEMEN . .34

1

,JE KUNT JE ONTWERP LATEN AANSLUITEN OP DE BEHOEFTE VAN DE DOELGROEP ..............................40

JE KUNT MET BEHULP VAN EEN ANALYSE VASTSTELLEN OF ER SPRAKE IS VAN EEN
OPLEIDINGSNOODZAAK........................................................................................................................40

WEEK 14...............................................................................................................................................42

JE KUNT EEN ONDERSCHEID MAKEN IN LEREND VERMOGEN OP INDIVIDUEEL, TEAM- EN
ORGANISATIENIVEAU...........................................................................................................................42

JE KUNT BEOORDELEN IN HOEVERRE EEN ORGANISATIE VOLDOET AAN DE KENMERKEN VAN EEN
LERENDE ORGANISATIE........................................................................................................................47

JE HERKENT DE VOLGENDE MOTIVATIETHEORIEËN: DE GOAL SETTING-THEORIE EN DE
ZELFDETERMINATIETHEORIE................................................................................................................49

CASUS SHELL.........................................................................................................................................52




Week 11
Je kunt verschillende leiderschapsbenaderingen benoemen en herkennen


2

, Hoofdstuk 7.4 leiderschapsstijlen Bedrijfskundige aspecten van HRM

7.4.1 Situationeel leiderschap Hersey en Blanchard
Situationeel leiderschap houdt in dat de leider in elke situatie zijn leiderschapsstijl aangepast aan de
benodigde stijl van leiddinggeven. Het is hiervoor echter noodzakelijk dat de leider in staat is zijn/haar
gedrag en dat van medewerkers in relatie tot de situatie begrijpt, zodat hierop geanticipeerd kan
worden.

Het model zie figuur 7.4 gaat uit van taakvolwassenheid, inhoudende dat wordt geacht dat betrokkenen
een zekere mate van zelfstandigheid beschikken. De leider dient vast te stellen welke stijl van
leidinggeven het beste bij de persoon past, hoeveel stijlen van leidinggeven hierbij aansluiten en in
hoeverre de leider in staat is zich aan te passen.

Het model van Hersey en Blanchard onderkent vier leiderschapsstijlen, namelijk;
1. directieve stijl (taakgericht)
2. de begeleidende of coachende stijl (taakgericht)
3. de ondersteunende stijl (relatiegericht)
4. de delegerende stijl (relatiegericht)




Bij de taakgerichte stijlen gaat het erom dat de leidinggevende de medewerker concreet uitlegt hoe en
wat te doen en dit wordt vervolgens nauwlettend gecontroleerd. Bij de relatiegerichte stijlen wordt
uitgegaan van vak volwassenheid en zal de leider slechts resultaatgericht sturen en wordt er
gefaciliteerd.

Je kunt beargumenteren welke leiderschapsbenadering past in een bepaalde context

De taakvolwassenheid bestaat uit twee componenten, namelijk de bekwaamheid om een taak uit te
voeren en de bereidheid om de daarbij behorende verantwoordelijkheden te aanvaarden. Hierdoor
ontstaan er vier niveaus van taakvolwassenheid:
1. Gedesillusioneerde leerling: niet bekwaam, niet bereid
2. Enthousiaste beginner: niet bekwaam, wel bereid
3. Afkerige medewerker: wel bekwaam, niet bereid
4. Topuitvoerder: wel bekwaam , wel bereid


Op basis van deze uitgangspunten ontstaan er vier stijlen van leidinggeven:

3