OEFENTENTAMEN 2012-2013
Vraag 1 (16 punten)
Gijs van den Berg (geboren 20 november 1981) en Sanne de Vries (geboren 19 april 1983)
wonen sinds 1 februari 2006 samen en staan ook sindsdien op hetzelfde adres ingeschreven
in de gemeentelijke basisadministratie. Zij hebben ten behoeve van hun samenleving niets
op papier gezet. Op 3 maart 2010 is Sanne bevallen van de tweeling Joep en Jaap. De
kinderen zijn door Gijs niet erkend. Gijs komt op 5 mei 2012 door een noodlottig ongeval te
overlijden.
Het vermogen van Gijs ten tijde van het overlijden bestaat uit:
- banktegoeden met een waarde van EUR 125.000;
- een beleggingsportefeuille met een waarde van EUR 200.000;
- een Mercedes oldtimer met een waarde van EUR 35.000.
Gijs en Sanne hebben voorts de gezamenlijke eigendom (50-50) van de eigen woning aan de
Schie in Schiedam. De woning heeft een WOZ-waarde van EUR 380.000 en een waarde in
het economische verkeer van EUR 420.000. Op de woning rust geen hypotheekschuld.
Gijs heeft op zijn eigen leven een overlijdensrisicoverzekering afgesloten ten behoeve van
Sanne met een verzekerd bedrag van EUR 310.000. Ingevolge de polis kwamen de premies
van totaal EUR 5.000 voor rekening van Gijs.
Gijs heeft een testament opgemaakt waarin hij de beide kinderen voor gelijke delen tot
erfgenaam heeft benoemd. Gijs legateert het vruchtgebruik van zijn eigendom van de
woning en de volle eigendom van de auto aan Sanne.
De uitvaartkosten bedragen EUR 7.000. Sanne raadpleegt een notaris en fiscalist voor de
afwikkeling van het testament. Deze factureren Sanne in totaal een bedrag ad EUR 6.000.
Bereken de door Sanne, Joep en Jaap verschuldigde erfbelasting.
Vraag 2 (8 punten)
Vraag 2a (4 punten)
In de Successiewet 1956 is sprake van diverse fictieve erfrechtelijke verkrijgingen. De
meeste daarvan zijn niet weerlegbaar, sommige wel.
Welke fictieve erfrechtelijke verkrijgingen zijn weerlegbaar en waar is dat in de Successiewet
1956 geregeld?
Vraag 2b (4 punten)
In de reader is een artikel van Drs. H.J. Tijnagel opgenomen, onder de titel: ‘De discriminatie
van de weduwe in de Successiewet 1956’.
Waarop ziet die discriminatie volgens Tijnagel en wat is uw mening daarover?
Pagina 1 van 3
Vraag 1 (16 punten)
Gijs van den Berg (geboren 20 november 1981) en Sanne de Vries (geboren 19 april 1983)
wonen sinds 1 februari 2006 samen en staan ook sindsdien op hetzelfde adres ingeschreven
in de gemeentelijke basisadministratie. Zij hebben ten behoeve van hun samenleving niets
op papier gezet. Op 3 maart 2010 is Sanne bevallen van de tweeling Joep en Jaap. De
kinderen zijn door Gijs niet erkend. Gijs komt op 5 mei 2012 door een noodlottig ongeval te
overlijden.
Het vermogen van Gijs ten tijde van het overlijden bestaat uit:
- banktegoeden met een waarde van EUR 125.000;
- een beleggingsportefeuille met een waarde van EUR 200.000;
- een Mercedes oldtimer met een waarde van EUR 35.000.
Gijs en Sanne hebben voorts de gezamenlijke eigendom (50-50) van de eigen woning aan de
Schie in Schiedam. De woning heeft een WOZ-waarde van EUR 380.000 en een waarde in
het economische verkeer van EUR 420.000. Op de woning rust geen hypotheekschuld.
Gijs heeft op zijn eigen leven een overlijdensrisicoverzekering afgesloten ten behoeve van
Sanne met een verzekerd bedrag van EUR 310.000. Ingevolge de polis kwamen de premies
van totaal EUR 5.000 voor rekening van Gijs.
Gijs heeft een testament opgemaakt waarin hij de beide kinderen voor gelijke delen tot
erfgenaam heeft benoemd. Gijs legateert het vruchtgebruik van zijn eigendom van de
woning en de volle eigendom van de auto aan Sanne.
De uitvaartkosten bedragen EUR 7.000. Sanne raadpleegt een notaris en fiscalist voor de
afwikkeling van het testament. Deze factureren Sanne in totaal een bedrag ad EUR 6.000.
Bereken de door Sanne, Joep en Jaap verschuldigde erfbelasting.
Vraag 2 (8 punten)
Vraag 2a (4 punten)
In de Successiewet 1956 is sprake van diverse fictieve erfrechtelijke verkrijgingen. De
meeste daarvan zijn niet weerlegbaar, sommige wel.
Welke fictieve erfrechtelijke verkrijgingen zijn weerlegbaar en waar is dat in de Successiewet
1956 geregeld?
Vraag 2b (4 punten)
In de reader is een artikel van Drs. H.J. Tijnagel opgenomen, onder de titel: ‘De discriminatie
van de weduwe in de Successiewet 1956’.
Waarop ziet die discriminatie volgens Tijnagel en wat is uw mening daarover?
Pagina 1 van 3
