LEIDSPLAN
Inleiding
Als je een juridisch stuk schrijft, moet je iedere keer weer een aantal stappen zetten en jezelf een aantal
vragen stellen voor je er een punt achter kan zetten. LeidsPlan laat zien welke basale elementen iedere
juridische auteur steeds weer bij zijn schrijfwerk betrekt. Het helpt je in de bachelorstudie bij het
oefenen en verder ontwikkelen van schriftelijke vaardigheden. In het begin zul je die elementen
misschien heel bewust in je verhaal te betrekken. Als het goed is, kun je het na de bachelorfase zonder
LeidsPlan stellen.
1: Bedenk waarom en voor wie je schrijft
1.1 Bedenk waarom je het stuk schrijft en pas het stuk daarop aan:
• het beschrijven van het geldend recht;
• het blootleggen van de structuur;
• een verklaring van gemaakte keuzes;
• een bijdrage leveren aan meningsvorming.
1.2 Bedenk voor wie het betoog is bedoeld en pas het taalgebruik hierop aan.
1.3 Vorm je een beeld van de relevantie en context van het probleem.
2: Beschrijf en definieer het probleem
2.1 Vermijd een gesloten vraag, dat wil zeggen een vraag die alleen met ja of nee kan worden
beantwoord.
2.2 Splits een veelomvattende centrale vraag op in deelvragen.
2.3 Stel geen vragen die niet bijdragen aan beantwoording van de centrale vraag.
2.4 Inventariseer de juridische aspecten die je wilt behandelen, zoals:
• de toepasselijke rechtsnormen;
• de relevante bevoegdheden (van overheidsorganen of van geschilbeslechters);
• de betekenis van een rechterlijke uitspraak.
3: Zorg voor een heldere structuur
3.1 Elk schriftelijk stuk heeft een inleiding, een middendeel en een conclusie.
3.2 De inleiding bevat een belangstelling opwekkende introductie van het onderwerp en de
beschrijving van het probleem, een heldere probleemstelling, een aanduiding van de keuzen die
zijn gemaakt of de beperkingen die zijn aangebracht en (eventueel) een plan van aanpak.
3.3 Het middendeel verschaft de argumentatie. In verschillende onderdelen (paragrafen en
subparagrafen) wordt de centrale vraagstelling uitgewerkt en beantwoord. Denk daarbij aan het
volgende:
• werk een plan uit voor paragrafen en alinea’s; dit voorkomt dat je in het wilde weg gaat
schrijven; kies voor de beantwoording van iedere deelvraag een nieuwe alinea of paragraaf;
grijp hierbij consequent terug op de eerder beschreven opzet;
• bied de lezer houvast door het gebruik van heldere tussenkopjes;
• geef iedere paragraaf een zichtbare functie in het geheel: laat aan het einde van iedere
paragraaf zien hoe de argumentatie bijdraagt aan de beantwoording van de centrale
vraagstelling door middel van een afsluitende of concluderende zin;
• zorg voor een evenwichtig geheel – besteed aan alle relevante argumenten aandacht en ga in
op mogelijke tegenargumenten;
• pas de opzet zo nodig aan indien bij het schrijven blijkt dat een andere opzet beter is.
3.4 De conclusie bevat een samenvatting van de bevindingen en een antwoord op de centrale
onderzoeksvraag.
• controleer of de conclusie antwoord geeft op de vraag;
• controleer of de conclusie in alle onderdelen wordt gedragen door de voorafgaande
weergegeven bevindingen;
• controleer of de conclusie geen nieuwe argumenten bevat.
Inleiding
Als je een juridisch stuk schrijft, moet je iedere keer weer een aantal stappen zetten en jezelf een aantal
vragen stellen voor je er een punt achter kan zetten. LeidsPlan laat zien welke basale elementen iedere
juridische auteur steeds weer bij zijn schrijfwerk betrekt. Het helpt je in de bachelorstudie bij het
oefenen en verder ontwikkelen van schriftelijke vaardigheden. In het begin zul je die elementen
misschien heel bewust in je verhaal te betrekken. Als het goed is, kun je het na de bachelorfase zonder
LeidsPlan stellen.
1: Bedenk waarom en voor wie je schrijft
1.1 Bedenk waarom je het stuk schrijft en pas het stuk daarop aan:
• het beschrijven van het geldend recht;
• het blootleggen van de structuur;
• een verklaring van gemaakte keuzes;
• een bijdrage leveren aan meningsvorming.
1.2 Bedenk voor wie het betoog is bedoeld en pas het taalgebruik hierop aan.
1.3 Vorm je een beeld van de relevantie en context van het probleem.
2: Beschrijf en definieer het probleem
2.1 Vermijd een gesloten vraag, dat wil zeggen een vraag die alleen met ja of nee kan worden
beantwoord.
2.2 Splits een veelomvattende centrale vraag op in deelvragen.
2.3 Stel geen vragen die niet bijdragen aan beantwoording van de centrale vraag.
2.4 Inventariseer de juridische aspecten die je wilt behandelen, zoals:
• de toepasselijke rechtsnormen;
• de relevante bevoegdheden (van overheidsorganen of van geschilbeslechters);
• de betekenis van een rechterlijke uitspraak.
3: Zorg voor een heldere structuur
3.1 Elk schriftelijk stuk heeft een inleiding, een middendeel en een conclusie.
3.2 De inleiding bevat een belangstelling opwekkende introductie van het onderwerp en de
beschrijving van het probleem, een heldere probleemstelling, een aanduiding van de keuzen die
zijn gemaakt of de beperkingen die zijn aangebracht en (eventueel) een plan van aanpak.
3.3 Het middendeel verschaft de argumentatie. In verschillende onderdelen (paragrafen en
subparagrafen) wordt de centrale vraagstelling uitgewerkt en beantwoord. Denk daarbij aan het
volgende:
• werk een plan uit voor paragrafen en alinea’s; dit voorkomt dat je in het wilde weg gaat
schrijven; kies voor de beantwoording van iedere deelvraag een nieuwe alinea of paragraaf;
grijp hierbij consequent terug op de eerder beschreven opzet;
• bied de lezer houvast door het gebruik van heldere tussenkopjes;
• geef iedere paragraaf een zichtbare functie in het geheel: laat aan het einde van iedere
paragraaf zien hoe de argumentatie bijdraagt aan de beantwoording van de centrale
vraagstelling door middel van een afsluitende of concluderende zin;
• zorg voor een evenwichtig geheel – besteed aan alle relevante argumenten aandacht en ga in
op mogelijke tegenargumenten;
• pas de opzet zo nodig aan indien bij het schrijven blijkt dat een andere opzet beter is.
3.4 De conclusie bevat een samenvatting van de bevindingen en een antwoord op de centrale
onderzoeksvraag.
• controleer of de conclusie antwoord geeft op de vraag;
• controleer of de conclusie in alle onderdelen wordt gedragen door de voorafgaande
weergegeven bevindingen;
• controleer of de conclusie geen nieuwe argumenten bevat.
