GNGT 2 les 6 CONGRUENTIEDRAGERS: hulpwerkwoord OP
INDEX1 VRIEND INDEX3a, HOUDEN-VAN 3aOP1/
‘Mijn vriend houdt van mij.’
Functie van OP: Syntaxis
Zorgt voor congruentie met het Onderwerp en LV/MV van de zin, vooral wanneer het hoofdwerkwoord van de zin
een niet-congruerend werkwoord is.
-Het draagt dan als het ware de congruentie van hoofdwerkwoord.
Daarom is het gebaar OP een: CONGRUENTIEDRAGER
Het gebaar OP is een Hulpwerkwoord:
• omdat OP het hoofdwerkwoord helpt: namelijk om de congruentie te dragen;
• omdat OP alleen gebruikt kan worden samen met een ander werkwoord (een hoofdwerkwoord). Het gebaar
OP heeft zelf geen betekenis en wordt alleen gebruikt voor het ‘dragen’ van congruentie.
Vorm van OP: Morfologie
Het gebaar OP lijkt het meest op een werkwoord, want het heeft veel overeenkomsten met directioneel-
oriëntationele hoofdwerkwoorden:
• verandering van bewegingsrichting en oriëntatie;
• dezelfde werkwoordsvormen (‘paradigma’). (1OP2, 2OP1, 1OP3a, etc.)
Daarom is het gebaar OP een hulpwerkwoord, en niet bijvoorbeeld een voorzetsel.
Het hulpwerkwoord OP wordt gebruikt in combinatie met:
• het meest met niet-congruerende hoofdwerkwoorden:
HOUDEN-VAN 3aOP1 - ‘Hij/zij houdt van mij.’
• ook veel met gedeeltelijk directionele werkwoorden en met locatieve werkwoorden
1ZEGGEN2 3aOP2 - ‘Hij zegt jou…’
ZEGGEN 3aOP1 - ‘Hij zegt mij …’
DWINGEN2 3aOP2 - ‘Hij dwingt jou ...’
• maar ook met congruerende werkwoorden zonder congruentie:
PLAGEN 3aOP1 - ‘Hij/zij plaagt mij.’
• soms met congruerende ww. met congruentie:
3aPLAGEN1 3aOP1 - ‘Hij/zij plaagt mij.’
= ‘dubbele’ congruentie
Overige kenmerken van OP:
• Vaak gelijktijdig de gesproken component “op”
• Plaats van OP in de zin:
-meestal direct naast het hoofdwerkwoord: meestal direct erna, soms ervoor.
• OP congrueert alleen met zinsdelen die levend zijn.
• Net als bij directionele hoofdwerkwoorden wordt bij OP ook wel eens een deel van de congruentie
weggelaten. Dat is dan altijd de congruentie met het Onderwerp. Bijvoorbeeld:
INDEX1 BROER INDEX3a, ZOEKEN 1OP2/
‘Mijn broer zoekt jou.’
INDEX1 VRIEND INDEX3a, HOUDEN-VAN 3aOP1/
‘Mijn vriend houdt van mij.’
Functie van OP: Syntaxis
Zorgt voor congruentie met het Onderwerp en LV/MV van de zin, vooral wanneer het hoofdwerkwoord van de zin
een niet-congruerend werkwoord is.
-Het draagt dan als het ware de congruentie van hoofdwerkwoord.
Daarom is het gebaar OP een: CONGRUENTIEDRAGER
Het gebaar OP is een Hulpwerkwoord:
• omdat OP het hoofdwerkwoord helpt: namelijk om de congruentie te dragen;
• omdat OP alleen gebruikt kan worden samen met een ander werkwoord (een hoofdwerkwoord). Het gebaar
OP heeft zelf geen betekenis en wordt alleen gebruikt voor het ‘dragen’ van congruentie.
Vorm van OP: Morfologie
Het gebaar OP lijkt het meest op een werkwoord, want het heeft veel overeenkomsten met directioneel-
oriëntationele hoofdwerkwoorden:
• verandering van bewegingsrichting en oriëntatie;
• dezelfde werkwoordsvormen (‘paradigma’). (1OP2, 2OP1, 1OP3a, etc.)
Daarom is het gebaar OP een hulpwerkwoord, en niet bijvoorbeeld een voorzetsel.
Het hulpwerkwoord OP wordt gebruikt in combinatie met:
• het meest met niet-congruerende hoofdwerkwoorden:
HOUDEN-VAN 3aOP1 - ‘Hij/zij houdt van mij.’
• ook veel met gedeeltelijk directionele werkwoorden en met locatieve werkwoorden
1ZEGGEN2 3aOP2 - ‘Hij zegt jou…’
ZEGGEN 3aOP1 - ‘Hij zegt mij …’
DWINGEN2 3aOP2 - ‘Hij dwingt jou ...’
• maar ook met congruerende werkwoorden zonder congruentie:
PLAGEN 3aOP1 - ‘Hij/zij plaagt mij.’
• soms met congruerende ww. met congruentie:
3aPLAGEN1 3aOP1 - ‘Hij/zij plaagt mij.’
= ‘dubbele’ congruentie
Overige kenmerken van OP:
• Vaak gelijktijdig de gesproken component “op”
• Plaats van OP in de zin:
-meestal direct naast het hoofdwerkwoord: meestal direct erna, soms ervoor.
• OP congrueert alleen met zinsdelen die levend zijn.
• Net als bij directionele hoofdwerkwoorden wordt bij OP ook wel eens een deel van de congruentie
weggelaten. Dat is dan altijd de congruentie met het Onderwerp. Bijvoorbeeld:
INDEX1 BROER INDEX3a, ZOEKEN 1OP2/
‘Mijn broer zoekt jou.’