Toegepaste ethiek 2BaIA
H1 Inleiding
Filosofie = verlangen naar wijsheid over de dingen des levens en daar
waar geen vaste antwoorden voor zijn
Thales : anekdote van de put : thema’s actueel en relevant maar filosofen
denken vaak heel abstract
Filosofie volgens Plato gaat over :
- Waarheid
- Schoonheid
- Het goede
Ethiek = moraalwetenschap over het juist handelen -> beoordelen of een
handeling juist of fout is
Er is geen goede manier om iets fout te doen
Doel is moreel problematisch volgens sommige -> kan van alles doen om
het beter te maken maar einddoel blijft fout
vb. slachthuis die pijnloos slacht -> kan het op een goede manier doen
maar blijft einddoel van het slachten van dieren moreel fout?
Instrumenteel vs. Morele beslissingen
Instrumenteel = staat ten dienste voor iets anders : doel zelf niet in vraag
stellen -> handelt in functie van doel (de manier waarop je iets doet)
Moreel = wat ik doe is het moreel? Gaan over goed en fout (hangen
samen met fundamentele waarden), is het doel zelf moreel te
verantwoorden?
Moraal = de waarden die we hebben en naar handelen
Normen = regels die het handelen binnen een groep mensen regelen (niet
altijd moreel)
Ethiek = nadenken over waarden en normen
Toegepaste ethiek = behandelt ethische vragen die samenhangen met
specifieke domeinen van de werkelijkheid
H2 Bedreigingen voor de ethiek
1. De dood van God
2. Relativisme
3. Egoïsme
4. Determinisme
1
, 1 Dood van God
Friedrich Nietzsche : ‘God is dood! En wij hebben hem gedood’
: invloed van religie is geminderd en minder mensen zijn gelovig +
mensen laten zich veel minder door religieuze normen leiden
= secularisering (=invloed religie mindert naarmate dat samenleving
moderner wordt)
Welke impact heeft dit op ons leven en op de moraal?
Dostojevksi : ‘Als God dood is, dan is alles toegestaan’
Religie veel invloed op moraal
- Middel om morele regels aan te leren en funderen
- Motivatie voor veel immorele daden
Moraal en religie hangen nauw samen
Socrates : ‘Houden de Goden van het goede, of is het goed omdat ze er
van houden?’
1 Goede is onafhankelijk van oordeel van God -> dood van God geen groot
probleem (Socrates pleit voor deze -> fundament van de moraal is niet
religieus volgens hem)
2 Goden bepalen wat goed en fout -> dan dood van God een groot
probleem
Moraal in verleden hing vaak samen met geloof -> maar minder gelovig
dus basis voor moraal weg (weten niet meer wat goed en slecht is, kennen
morele regels niet meer)
2 Relativisme
= de stelling dat er geen universele en absoluut geldige kennis is
Veel vormen van relativisme en veel relatieve uitspraken
Vb aarbeien zijn lekker -> uitspraak is relatief -> de waarheid is
afhankelijk van iets anders (aan persoonlijke smaak) geen absolute
waarheid
Hoe onderscheid tussen juist en fout -> is het een absoluut onderscheid?
moreel relativisten vinden dat het van verschillende zaken kan
afhangen (geen absoluut juist of fout maar relatief)
3 vormen relativisme
- Esthetisch : geen absolute normen, waarden, criteria of iets mooi is
of niet – iedereen vindt iets anders mooi
- Epistemisch : perspectieven (je cultuur of huidskleur) zorgen voor
andere ervaringen, andere kennis
- Moreel : absoluut geen morele geldige kennis, afhankelijk van jou
waarden en hoe je kijkt naar de wereld, verwijst niet naar feiten
2
H1 Inleiding
Filosofie = verlangen naar wijsheid over de dingen des levens en daar
waar geen vaste antwoorden voor zijn
Thales : anekdote van de put : thema’s actueel en relevant maar filosofen
denken vaak heel abstract
Filosofie volgens Plato gaat over :
- Waarheid
- Schoonheid
- Het goede
Ethiek = moraalwetenschap over het juist handelen -> beoordelen of een
handeling juist of fout is
Er is geen goede manier om iets fout te doen
Doel is moreel problematisch volgens sommige -> kan van alles doen om
het beter te maken maar einddoel blijft fout
vb. slachthuis die pijnloos slacht -> kan het op een goede manier doen
maar blijft einddoel van het slachten van dieren moreel fout?
Instrumenteel vs. Morele beslissingen
Instrumenteel = staat ten dienste voor iets anders : doel zelf niet in vraag
stellen -> handelt in functie van doel (de manier waarop je iets doet)
Moreel = wat ik doe is het moreel? Gaan over goed en fout (hangen
samen met fundamentele waarden), is het doel zelf moreel te
verantwoorden?
Moraal = de waarden die we hebben en naar handelen
Normen = regels die het handelen binnen een groep mensen regelen (niet
altijd moreel)
Ethiek = nadenken over waarden en normen
Toegepaste ethiek = behandelt ethische vragen die samenhangen met
specifieke domeinen van de werkelijkheid
H2 Bedreigingen voor de ethiek
1. De dood van God
2. Relativisme
3. Egoïsme
4. Determinisme
1
, 1 Dood van God
Friedrich Nietzsche : ‘God is dood! En wij hebben hem gedood’
: invloed van religie is geminderd en minder mensen zijn gelovig +
mensen laten zich veel minder door religieuze normen leiden
= secularisering (=invloed religie mindert naarmate dat samenleving
moderner wordt)
Welke impact heeft dit op ons leven en op de moraal?
Dostojevksi : ‘Als God dood is, dan is alles toegestaan’
Religie veel invloed op moraal
- Middel om morele regels aan te leren en funderen
- Motivatie voor veel immorele daden
Moraal en religie hangen nauw samen
Socrates : ‘Houden de Goden van het goede, of is het goed omdat ze er
van houden?’
1 Goede is onafhankelijk van oordeel van God -> dood van God geen groot
probleem (Socrates pleit voor deze -> fundament van de moraal is niet
religieus volgens hem)
2 Goden bepalen wat goed en fout -> dan dood van God een groot
probleem
Moraal in verleden hing vaak samen met geloof -> maar minder gelovig
dus basis voor moraal weg (weten niet meer wat goed en slecht is, kennen
morele regels niet meer)
2 Relativisme
= de stelling dat er geen universele en absoluut geldige kennis is
Veel vormen van relativisme en veel relatieve uitspraken
Vb aarbeien zijn lekker -> uitspraak is relatief -> de waarheid is
afhankelijk van iets anders (aan persoonlijke smaak) geen absolute
waarheid
Hoe onderscheid tussen juist en fout -> is het een absoluut onderscheid?
moreel relativisten vinden dat het van verschillende zaken kan
afhangen (geen absoluut juist of fout maar relatief)
3 vormen relativisme
- Esthetisch : geen absolute normen, waarden, criteria of iets mooi is
of niet – iedereen vindt iets anders mooi
- Epistemisch : perspectieven (je cultuur of huidskleur) zorgen voor
andere ervaringen, andere kennis
- Moreel : absoluut geen morele geldige kennis, afhankelijk van jou
waarden en hoe je kijkt naar de wereld, verwijst niet naar feiten
2