Werkcollege 2: casusopdrachten
1a.
Art. 1:247 lid 2 BW zegt: in de verzorging en opvoeding van het kind passen de ouders geen geestelijk
of lichamelijk geweld of enige andere vernederende behandeling toe.
Iedere vorm van opzettelijke bestraffing die bij het kind pijn veroorzaakt is verboden (ook een
corrigerende tik), de toepassing van geweld als opvoedmiddel moet volgens de Kamerstukken
worden voorkomen. Echter, in sommige gevallen overheerst het voorkomen in plaats van het
bestraffen. Dit is ook het geval in de casus. Marie wordt getrokken aan haar arm om te voorkomen
dat zij iets gevaarlijks doet. In deze situatie is dat dus toegestaan.
Antwoord is juist.
1b.
Art. 3 EVRM jo. art. 19 IVRK. Dit betreft een positieve verplichting aan de Staten die partij zijn bij het
Verdrag.
Antwoord is juist. Aanvulling: General comments 8, 13 en 18 bij art. 19 IVRK. En nationaal: (2.1 t/m
2.9 Jeugdwet) en art. 1:247 lid 2 BW.
1c.
De buren kunnen een melding doen bij Veilig Thuis (art. 4.1.1 WMO 2015). Veilig Thuis functioneert
als een meldpunt voor gevallen van kindermishandeling en huiselijk geweld. De melding zal worden
onderzocht en Veilig Thuis kan passende hulp inschakelen. Vervolgens is de gemeente o.g.v. art. 2.6
lid 1 sub d Jeugdwet verantwoordelijk voor de aanpak. Bijvoorbeeld kan er een wijkteam worden
ingeschakeld.
Antwoord is juist. Aanvulling: vrijwillige hulp is altijd de eerste stap, kan er in overleg met de ouders
en/of het kind worden geregeld, uitgegaan wordt van de eigen kracht van het gezin, wanneer je zelf
onderdeel bent van het verzinnen van een oplossing, zal de oplossing eerder worden bereikt. Veilig
thuis blijft monitoren tot de situatie weer goed is en er wordt een register aangelegd.
1d.
De Raad is degene die het verzoek tot de kinderbeschermingsmaatregel kan doen. Het betreft een
primaire verantwoordelijkheid, tezamen met die van het OM. Echter, het OM zal pas handelen indien
de Raad niet tot actie overgaat en dit in het belang van de minderjarige wel noodzakelijk wordt
geacht. De burgemeester kan de Raad verplichten de afweging over de noodzaak tot het treffen van
de maatregel aan de kinderrechter voor te leggen. De RvdK heeft ook een toetsende taak: art. 1:265j
BW.
Antwoord is juist. Aanvulling: de Raad zal een onderzoek doen naar de noodzaak van een
kinderbeschermingsmaatregel: beschermingsonderzoek. Het beschermingsonderzoek ziet op of het
nodig is om een verzoek tot een kinderbeschermingsmaatregel te doen (gedwongen kader).
1e.
De gemeente is verantwoordelijk voor het aanbod van de jeugdhulp. Het adviseren over de hulp en
het bepalen van de hulp kan de gemeente uitbesteden, bijvoorbeeld aan de wijkteams. Dit is
afhankelijk van de wijze waarop de gemeente zelf de jeugdhulp georganiseerd heeft, en zal dus per
gemeente verschillen. De gemeente dient te zorgen voor laagdrempelige en toegankelijke hulp.
Antwoord is juist.
1a.
Art. 1:247 lid 2 BW zegt: in de verzorging en opvoeding van het kind passen de ouders geen geestelijk
of lichamelijk geweld of enige andere vernederende behandeling toe.
Iedere vorm van opzettelijke bestraffing die bij het kind pijn veroorzaakt is verboden (ook een
corrigerende tik), de toepassing van geweld als opvoedmiddel moet volgens de Kamerstukken
worden voorkomen. Echter, in sommige gevallen overheerst het voorkomen in plaats van het
bestraffen. Dit is ook het geval in de casus. Marie wordt getrokken aan haar arm om te voorkomen
dat zij iets gevaarlijks doet. In deze situatie is dat dus toegestaan.
Antwoord is juist.
1b.
Art. 3 EVRM jo. art. 19 IVRK. Dit betreft een positieve verplichting aan de Staten die partij zijn bij het
Verdrag.
Antwoord is juist. Aanvulling: General comments 8, 13 en 18 bij art. 19 IVRK. En nationaal: (2.1 t/m
2.9 Jeugdwet) en art. 1:247 lid 2 BW.
1c.
De buren kunnen een melding doen bij Veilig Thuis (art. 4.1.1 WMO 2015). Veilig Thuis functioneert
als een meldpunt voor gevallen van kindermishandeling en huiselijk geweld. De melding zal worden
onderzocht en Veilig Thuis kan passende hulp inschakelen. Vervolgens is de gemeente o.g.v. art. 2.6
lid 1 sub d Jeugdwet verantwoordelijk voor de aanpak. Bijvoorbeeld kan er een wijkteam worden
ingeschakeld.
Antwoord is juist. Aanvulling: vrijwillige hulp is altijd de eerste stap, kan er in overleg met de ouders
en/of het kind worden geregeld, uitgegaan wordt van de eigen kracht van het gezin, wanneer je zelf
onderdeel bent van het verzinnen van een oplossing, zal de oplossing eerder worden bereikt. Veilig
thuis blijft monitoren tot de situatie weer goed is en er wordt een register aangelegd.
1d.
De Raad is degene die het verzoek tot de kinderbeschermingsmaatregel kan doen. Het betreft een
primaire verantwoordelijkheid, tezamen met die van het OM. Echter, het OM zal pas handelen indien
de Raad niet tot actie overgaat en dit in het belang van de minderjarige wel noodzakelijk wordt
geacht. De burgemeester kan de Raad verplichten de afweging over de noodzaak tot het treffen van
de maatregel aan de kinderrechter voor te leggen. De RvdK heeft ook een toetsende taak: art. 1:265j
BW.
Antwoord is juist. Aanvulling: de Raad zal een onderzoek doen naar de noodzaak van een
kinderbeschermingsmaatregel: beschermingsonderzoek. Het beschermingsonderzoek ziet op of het
nodig is om een verzoek tot een kinderbeschermingsmaatregel te doen (gedwongen kader).
1e.
De gemeente is verantwoordelijk voor het aanbod van de jeugdhulp. Het adviseren over de hulp en
het bepalen van de hulp kan de gemeente uitbesteden, bijvoorbeeld aan de wijkteams. Dit is
afhankelijk van de wijze waarop de gemeente zelf de jeugdhulp georganiseerd heeft, en zal dus per
gemeente verschillen. De gemeente dient te zorgen voor laagdrempelige en toegankelijke hulp.
Antwoord is juist.
