Economie
Economisch beleid
─
, 1
Hoofdstuk 1: Monetair beleid
1.1: Inleiding
★ Van kortdurige crisis naar langdurige crisis → werkgelegenheid die bij bedrijven verdwijnt (bijv. tijdens
coronacrisis), komt niet zomaar terug
★ Er moeten steunmaatregelen komen om bedrijven te helpen → door overheid en centrale banken →
overheid moet nu ook lenen op kapitaalmarkt → rente gaat omhoog maar centrale banken houden rente
toch lager
★ Centrale banken zijn verantwoordelijk voor het monetaire beleid → belangrijkste instrument: rente
1.2: De toezichthoudende rol van de centrale bank
Waarom een centrale bank?
★ Directe ruil: goederen tegen goederen → dit wordt te complex → goederen tegen geld → iedereen met geld
als ruilmiddel accepteren anders werkt het niet
★ Functies van geld:
- Ruilmiddel → betalingsmiddel
- Rekenmiddel → producten in waarde vergelijken
- Spaarmiddel → geld moet wel lange tijd zijn waarde behouden (koopkracht/reële waarde)
★ De economie moet erop kunnen vertrouwen dat het geld zijn waarde behoudt → centrale bank is hiervoor
De maatschappelijke geldhoeveelheid
★ Maatschappelijke hoeveelheid: geldhoeveelheid waarmee het publiek (gezinnen + bedrijven) direct
bestedingen kan doen
★ Maatschappelijke hoeveelheid (M1) = girale geld + chartale geld
★ Geld op spaarrekening hoort er niet bij want het is niet direct opeisbaar
★ Geldschepping: M1 groeit
★ Geldvernietiging: M1 daalt
★ Banken bepalen de omvang van M1
- Geldschepping: leningen door klanten → kan niet onbeperkt → banken oten genoeg giraal geld
hebben
- Geldvernietiging: sparen door klanten → geld op spaarrekening hoort niet bij M1
Het financiële toezicht van de centrale bank
★ Centrale bank houdt financieel toezicht op banken, pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen en
andere financiële instellingen → iedereen moet hierop vertrouwen dat het goed gaat
★ Lage tijdsvoorkeur: mensen houden van sparen
★ Hoge tijdsvoorkeur: mensen houden van lenen → consumeren
★ Ruilen over tijd / intertemporele ruil: sparen of lenen → uitstellen of naar voren halen van consumptie
★ Je krijgt rente voor het beschikbaar stellen van je geld → je loopt risico’s:
- Debiteurenrisico: risico dat je loopt als spaarder dat ze het geld niet terug krijgen
- Inflatierisico: risico dat de reële waarde van hun spaargeld daalt
Economisch beleid
─
, 1
Hoofdstuk 1: Monetair beleid
1.1: Inleiding
★ Van kortdurige crisis naar langdurige crisis → werkgelegenheid die bij bedrijven verdwijnt (bijv. tijdens
coronacrisis), komt niet zomaar terug
★ Er moeten steunmaatregelen komen om bedrijven te helpen → door overheid en centrale banken →
overheid moet nu ook lenen op kapitaalmarkt → rente gaat omhoog maar centrale banken houden rente
toch lager
★ Centrale banken zijn verantwoordelijk voor het monetaire beleid → belangrijkste instrument: rente
1.2: De toezichthoudende rol van de centrale bank
Waarom een centrale bank?
★ Directe ruil: goederen tegen goederen → dit wordt te complex → goederen tegen geld → iedereen met geld
als ruilmiddel accepteren anders werkt het niet
★ Functies van geld:
- Ruilmiddel → betalingsmiddel
- Rekenmiddel → producten in waarde vergelijken
- Spaarmiddel → geld moet wel lange tijd zijn waarde behouden (koopkracht/reële waarde)
★ De economie moet erop kunnen vertrouwen dat het geld zijn waarde behoudt → centrale bank is hiervoor
De maatschappelijke geldhoeveelheid
★ Maatschappelijke hoeveelheid: geldhoeveelheid waarmee het publiek (gezinnen + bedrijven) direct
bestedingen kan doen
★ Maatschappelijke hoeveelheid (M1) = girale geld + chartale geld
★ Geld op spaarrekening hoort er niet bij want het is niet direct opeisbaar
★ Geldschepping: M1 groeit
★ Geldvernietiging: M1 daalt
★ Banken bepalen de omvang van M1
- Geldschepping: leningen door klanten → kan niet onbeperkt → banken oten genoeg giraal geld
hebben
- Geldvernietiging: sparen door klanten → geld op spaarrekening hoort niet bij M1
Het financiële toezicht van de centrale bank
★ Centrale bank houdt financieel toezicht op banken, pensioenfondsen, verzekeringsmaatschappijen en
andere financiële instellingen → iedereen moet hierop vertrouwen dat het goed gaat
★ Lage tijdsvoorkeur: mensen houden van sparen
★ Hoge tijdsvoorkeur: mensen houden van lenen → consumeren
★ Ruilen over tijd / intertemporele ruil: sparen of lenen → uitstellen of naar voren halen van consumptie
★ Je krijgt rente voor het beschikbaar stellen van je geld → je loopt risico’s:
- Debiteurenrisico: risico dat je loopt als spaarder dat ze het geld niet terug krijgen
- Inflatierisico: risico dat de reële waarde van hun spaargeld daalt