Week 1
• Cellen ontstaan uit bestaande cellen
• Elke cel heeft DNA
• Resolutie -> Oplossend vermogen
o Kortste afstand waarbij twee punten worden waargenomen als aparte punten.
o Hoe kleiner hoe beter
0.61𝜆
o 𝑑 = 𝑛 sin (𝛼)
▪ 𝑑 = 𝑅𝑒𝑠𝑜𝑙𝑢𝑡𝑖𝑒
▪ 𝜆 = 𝐺𝑜𝑙𝑓𝑙𝑒𝑛𝑔𝑡𝑒 𝑣𝑎𝑛 ℎ𝑒𝑡 𝑔𝑒𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘𝑡𝑒 𝑙𝑖𝑐ℎ𝑡
▪ 𝑛 = 𝐵𝑟𝑒𝑘𝑖𝑛𝑔𝑠𝑖𝑛𝑑𝑒𝑥 𝑣𝑎𝑛 ℎ𝑒𝑡 𝑚𝑒𝑑𝑖𝑢𝑚 𝑡𝑢𝑠𝑠𝑒𝑛 𝑙𝑒𝑛𝑠 𝑒𝑛 𝑑𝑒𝑘𝑔𝑙𝑎𝑠
▪ 𝛼 = 𝐻𝑎𝑙𝑣𝑒 𝑜𝑝𝑒𝑛𝑖𝑛𝑔𝑠ℎ𝑜𝑒𝑑 𝑣𝑎𝑛 𝑑𝑒 𝑙𝑖𝑐ℎ𝑡𝑏𝑢𝑛𝑑𝑒𝑙 𝑑𝑖𝑒 𝑑𝑜𝑜𝑟 𝑑𝑒 𝑙𝑒𝑛𝑠 𝑣𝑎𝑙𝑡
▪ 𝑛 sin(𝛼) 𝑤𝑜𝑟𝑑𝑡 𝑜𝑜𝑘𝑤𝑒𝑙 𝑎𝑓𝑔𝑒𝑘𝑜𝑟𝑡 𝑎𝑙𝑠 𝑁. 𝐴.
Hoe hoger N.A., hoe gunstiger de resolutie
o Elektronenmicroscoop heeft betere resolutie dan licht microscoop, doordat
elektronen een veel lagere golflengte hebben dan zichtbaar licht.
▪ Nadeel is dat de moleculen in vacuüm moeten zijn.
▪ Cellen gaan dus dood
• Prokaryoot
o Cel zonder celkern
▪ Wel geconcentreerd in gebied: Nucleoïde
o Circulair DNA
o Cyanobacteriën hebben fotosynthese
• Eukaryoot
o Membraan omgeven organellen
▪ Compartimenten voor efficiëntie
o Celkern
▪ Dubbel membraan
▪ Kernporiën
Selectieve export en import
▪ Euchromatine
Sterk ontvouwen DNA -> transcriptie
▪ Heterochromatine
Sterk gecondenseerd DNA -> geen transcriptie
▪ Nucleolus (Kernlichaampje)
Grootste Substructuur
Kunnen er meerdere zijn
Bevat genen voor rRNA
rRNA wordt gesynthetiseerd en gecombineerd tot pre-ribosomen
o Endoplasmatisch Reticulum
▪ Ruw ER (ER/RER) en glad ER (SER)
▪ Synthese van fosfolipiden (SER)
▪ Aanhechtingsplaats ribosomen (RER)
▪ Eiwitvouwing en -modificaties (RER)
▪ Synthese van steroïdhormonen (SER)
▪ Opslagplaats Calcium (SER)
, o Golgi apparaat
▪ Dierlijke cellen meestal één stack maar soms enkele
▪ Plantaardige cellen honderden stacks
▪ Stacks staan niet met elkaar in contact.
▪ Verder ontwikkeld eiwiten ER en verpakt ze.
o Mitochondrium
▪ Dubbel membraan
Binnen membraan geplooid
Hierop zitten de ATP synthases
Proces heet cellulaire respiratie
▪ Heeft eigen DNA
Verwant aan prokaryoot
→ Waarschijnlijk als prokaryoot opgenomen door eukaryoot
o Peroxisomen
▪ Bevat waterstofperoxide
• Afbreken gifstoffen
o Lysosomen
▪ Lage pH
▪ Afbreken macromoleculen
o Cytoplasma
▪ Alles binnen het celmembraan, behalve de organellen
o Organellen plantencellen
▪ Plastiden
Chloroplasten
→ Ook ooit prokaryoten
→ 3e opgevouwen membraan
❖ Bevat chlorofyl
❖ Fotosynthese
Amyloplasten
→ Opslag zetmeel en amylum
Chromoplast
→ Opslag kleurstoffen
▪ Celwand
▪ Vacuole
▪ Geen lysosomen
• Transport
o Eiwitten die de celkern in moeten bevatten het nuclear localization signal (NLS)
▪ NLS wordt herkend door de nuclear import receptor, als de eiwitten door de
kernporiën willen gaan.
▪ Eitwitten blijven opgevouwen
o Transport door membranen
▪ Import receptor laat eiwit door, als er een eiwit-translocator is.
▪ Signaal sequentie wordt verwijderd na transport
o Transport door vesikels
Glycosylering
• Cellen ontstaan uit bestaande cellen
• Elke cel heeft DNA
• Resolutie -> Oplossend vermogen
o Kortste afstand waarbij twee punten worden waargenomen als aparte punten.
o Hoe kleiner hoe beter
0.61𝜆
o 𝑑 = 𝑛 sin (𝛼)
▪ 𝑑 = 𝑅𝑒𝑠𝑜𝑙𝑢𝑡𝑖𝑒
▪ 𝜆 = 𝐺𝑜𝑙𝑓𝑙𝑒𝑛𝑔𝑡𝑒 𝑣𝑎𝑛 ℎ𝑒𝑡 𝑔𝑒𝑏𝑟𝑢𝑖𝑘𝑡𝑒 𝑙𝑖𝑐ℎ𝑡
▪ 𝑛 = 𝐵𝑟𝑒𝑘𝑖𝑛𝑔𝑠𝑖𝑛𝑑𝑒𝑥 𝑣𝑎𝑛 ℎ𝑒𝑡 𝑚𝑒𝑑𝑖𝑢𝑚 𝑡𝑢𝑠𝑠𝑒𝑛 𝑙𝑒𝑛𝑠 𝑒𝑛 𝑑𝑒𝑘𝑔𝑙𝑎𝑠
▪ 𝛼 = 𝐻𝑎𝑙𝑣𝑒 𝑜𝑝𝑒𝑛𝑖𝑛𝑔𝑠ℎ𝑜𝑒𝑑 𝑣𝑎𝑛 𝑑𝑒 𝑙𝑖𝑐ℎ𝑡𝑏𝑢𝑛𝑑𝑒𝑙 𝑑𝑖𝑒 𝑑𝑜𝑜𝑟 𝑑𝑒 𝑙𝑒𝑛𝑠 𝑣𝑎𝑙𝑡
▪ 𝑛 sin(𝛼) 𝑤𝑜𝑟𝑑𝑡 𝑜𝑜𝑘𝑤𝑒𝑙 𝑎𝑓𝑔𝑒𝑘𝑜𝑟𝑡 𝑎𝑙𝑠 𝑁. 𝐴.
Hoe hoger N.A., hoe gunstiger de resolutie
o Elektronenmicroscoop heeft betere resolutie dan licht microscoop, doordat
elektronen een veel lagere golflengte hebben dan zichtbaar licht.
▪ Nadeel is dat de moleculen in vacuüm moeten zijn.
▪ Cellen gaan dus dood
• Prokaryoot
o Cel zonder celkern
▪ Wel geconcentreerd in gebied: Nucleoïde
o Circulair DNA
o Cyanobacteriën hebben fotosynthese
• Eukaryoot
o Membraan omgeven organellen
▪ Compartimenten voor efficiëntie
o Celkern
▪ Dubbel membraan
▪ Kernporiën
Selectieve export en import
▪ Euchromatine
Sterk ontvouwen DNA -> transcriptie
▪ Heterochromatine
Sterk gecondenseerd DNA -> geen transcriptie
▪ Nucleolus (Kernlichaampje)
Grootste Substructuur
Kunnen er meerdere zijn
Bevat genen voor rRNA
rRNA wordt gesynthetiseerd en gecombineerd tot pre-ribosomen
o Endoplasmatisch Reticulum
▪ Ruw ER (ER/RER) en glad ER (SER)
▪ Synthese van fosfolipiden (SER)
▪ Aanhechtingsplaats ribosomen (RER)
▪ Eiwitvouwing en -modificaties (RER)
▪ Synthese van steroïdhormonen (SER)
▪ Opslagplaats Calcium (SER)
, o Golgi apparaat
▪ Dierlijke cellen meestal één stack maar soms enkele
▪ Plantaardige cellen honderden stacks
▪ Stacks staan niet met elkaar in contact.
▪ Verder ontwikkeld eiwiten ER en verpakt ze.
o Mitochondrium
▪ Dubbel membraan
Binnen membraan geplooid
Hierop zitten de ATP synthases
Proces heet cellulaire respiratie
▪ Heeft eigen DNA
Verwant aan prokaryoot
→ Waarschijnlijk als prokaryoot opgenomen door eukaryoot
o Peroxisomen
▪ Bevat waterstofperoxide
• Afbreken gifstoffen
o Lysosomen
▪ Lage pH
▪ Afbreken macromoleculen
o Cytoplasma
▪ Alles binnen het celmembraan, behalve de organellen
o Organellen plantencellen
▪ Plastiden
Chloroplasten
→ Ook ooit prokaryoten
→ 3e opgevouwen membraan
❖ Bevat chlorofyl
❖ Fotosynthese
Amyloplasten
→ Opslag zetmeel en amylum
Chromoplast
→ Opslag kleurstoffen
▪ Celwand
▪ Vacuole
▪ Geen lysosomen
• Transport
o Eiwitten die de celkern in moeten bevatten het nuclear localization signal (NLS)
▪ NLS wordt herkend door de nuclear import receptor, als de eiwitten door de
kernporiën willen gaan.
▪ Eitwitten blijven opgevouwen
o Transport door membranen
▪ Import receptor laat eiwit door, als er een eiwit-translocator is.
▪ Signaal sequentie wordt verwijderd na transport
o Transport door vesikels
Glycosylering