Week 1 – Anatomie en fysiologie
1. Uit welke verschillende niveaus is het menselijk lichaam opgebouwd?
Van klein naar groot: cel weefsel orgaan orgaanstelsel organisme
2. Wat zijn de kenmerken van verschillende soorten weefsels?
De weefsels van het meercellige organisme zijn in één of meer celfuncties gespecialiseerd zoals
stofwisseling, membraantransport, groei, voortplanting, prikkelbaarheid, prikkelgeleiding,
prikkeloverdracht, geheugen, beweging.
Er zijn vier groepen weefsels:
1. Dekweefsel of epitheel
Aaneengesloten laag cellen
Bevindt zich overal in het lichaam als beschermende laag
2. Steunweefsel
Verbindende, steunende of verzorgende functie
Gespecialiseerde cellen omgeven door matrix
3. Spierweefsel
Lange spiervezels die kunnen samentrekken
4. Zenuwweefsel
Zenuwcellen (= neuronen)
Geleiden signalen
3. Wat zijn de verschillende orgaanstelsels en hun functie en plek in het lichaam?
- Beenderstelsel: bescherming, stevigheid, rode bloedcellen maken, beweging, vorm
- Spierstelsel: beweging
- Ademhalingsstelsel: opnemen O2, afgeven CO2
- Bloedvatenstelsel: vervoeren O2, CO2,
voedingsstoffen en afvalstoffen
- Verteringsstelsel: voedsel verteren en
voedingsstoffen opnemen
- Zenuwstelsel: aansturen spieren en verwerken
informatie zintuigen
- Huid: bescherming, isolatie, afgeven vocht
- Voortplantingsstelsel: voortplanten
- Urinestelsel: regelen samenstelling bloed
(homeostase), uitscheiden afvalstoffen
- Hormoonstelsel: hormonen afgeven aan bloed
- Lymfestelsel: vocht uit weefsels afvoeren, rol in
afweersysteem