H7.1 - stofeigenschappen
Materialen zijn opgebouwd/gemaakt uit verschillende stoffen, zoals hout & kleurstoffen.
Deze stoffen bestaan uit moleculen, zeer kleine deeltjes.
Moleculen = zeer kleine deeltjes die de stofeigenschappen bepalen.
De moleculen van een stof bepalen de stofeigenschappen. Zo bepalen
zuurstofmoleculen het kook- en smeltpunt van zuurstof. Een zuivere stof bestaat uit 1
soort moleculen.
Een zuivere stof = een stof die maar uit 1 soort molecuul bestaat
Soda is een voorbeeld van een zuivere stof; want soda bestaat alleen uit soda-
moleculen.
Een stof die uit verschillende soorten moleculen bestaat, heet een mengsel.
Een mengsel = een stof die niet uit 1 soort molecuul bestaat, maar uit
verschillende soorten moleculen bestaat.
Lucht is een mengsel van zuurstof- & stikstofmoleculen.
Moleculen hebben de volgende eigenschappen:
Moleculen zijn erg klein
Moleculen zijn altijd in beweging en kunnen tegen elkaar botsen (dus ze bewegen
constant)
Moleculen bewegen sneller als de temperatuur hoger is. Dus hoe hoger de
temperatuur, hoe sneller de moleculen bewegen.
Moleculen trekken elkaar aan als ze dichtbij elkaar zitten.
Er zit niets tussen moleculen, zelfs geen lucht.
Er bestaan deeltjes die nog kleiner zijn dan moleculen: atomen.
Atomen = de kleinste deeltjes van een stof
Moleculen zijn opgebouwd uit 2 of meer atomen. Een sodamolecuul bestaat
bijvoorbeeld uit natrium, waterstof, koolstof & zuurstofatomen.
Een ballon gevuld met lucht is erg licht. Een even grote ballon gevuld met water is een
stuk zwaarder. De dichtheid geeft aan hoeveel massa van een stof in een bepaald
volume zit.
Dichtheid = geeft aan hoeveel massa van een stof in een bepaald volume zit.
Om de dichtheid (ρ) te berekenen gebruik je de formule:
,P=M:V
De dichtheid in gram per kubieke
Ρ
centimeter (g/cm3)
M De massa in gram (g)
Het volume in kubieke centimeter
V
(cm3)
Ijsschotsen drijven op het water. Dat komt omdat de dichtheid van ijs kleiner is dan de
dichtheid van water.
Dus als de dichtheid van een voorwerp kleiner is dan dichtheid van water. Zal het
drijven.
, Maar als de dichtheid van het voorwerp groter is dan de dichtheid van water. Zal
het zinken.
Als de dichtheid van een voorwerp hetzelfde is als de dichtheid van water: blijft
het zweven. Het gaat niet drijven en het zinkt niet, maar het blijft op dezelfde
hoogte.
De relatieve dichtheid = de verhouding van dichtheden van de stof en de stof waarin het
voorwerp zich in bevindt.
De relatieve dichtheid bereken je:
Vragen H7.1: