Vraag 1 (25 punten – maximaal 500 woorden)
Tijdens het derde college spraken we over gemeentelijke handhavers (boa’s) in Nederland.
Schrijf, ten eerste, een korte historische schets van ontwikkelingen die gemeentelijke
handhavers hebben doorgemaakt. Gebruik in je antwoord het begrip ‘enforcement turn’ en
illustreer deze wending onder verwijzing naar een zelfgekozen nieuwsbericht over
gemeentelijke handhavers (voeg een samenvatting van en internetlink naar dat bericht toe).
Schrijf, ten tweede, een kritische reflectie op de veronderstelde ‘enforcement turn’. Gaat het
volgens jou om een gewenste ontwikkeling? Beargumenteer jouw antwoord.
Vraag 2 (25 punten – maximaal 500 woorden)
Phythian (2012) bespreekt een aantal verwante begrippen zoals uncertainty en risk als
instrumentaria om te kijken naar vraagstukken van veiligheid in relatie tot opsporing en
staatsveiligheid (college 6). Leg dit uit, betrek daar de literatuur van dit college bij en pas die
toe op een recente Nederlandse casus. Welke afwegingen moeten veiligheidsinstanties in
dergelijke gevallen maken? Hoe verhouden bevoegdheden, verantwoordelijkheden en
verantwoording zich hier tot elkaar en waar zijn die belegd?
Vraag 3 (25 punten – maximaal 500 woorden)
In college 2 stonden we stil bij positieve en negatieve dynamieken van veiligheid. Leg beide
dynamieken aan de hand van de literatuur goed uit. In hetzelfde college ging het over
burgerparticipatie in veiligheid. Past deze vorm van burgerparticipatie bij een positieve of
negatieve dynamiek van veiligheid – of van allebei? Illustreer je antwoord met een voorbeeld.
Vraag 4 (25 punten – maximaal 500 woorden)
In onder meer college 4 was er aandacht voor de verwijdering tussen de Nederlandse politie
enerzijds en de samenleving, het lokale openbaar bestuur en de burger anderzijds. Leg aan de
hand van de literatuur uit welke processen daaraan ten grondslag liggen en wat daarvan de
gevolgen zijn. Zijn er landen waarin men dat probeert te voorkomen? Geef minstens één
voorbeeld en leg uit hoe dat dan werkt.
Tijdens het derde college spraken we over gemeentelijke handhavers (boa’s) in Nederland.
Schrijf, ten eerste, een korte historische schets van ontwikkelingen die gemeentelijke
handhavers hebben doorgemaakt. Gebruik in je antwoord het begrip ‘enforcement turn’ en
illustreer deze wending onder verwijzing naar een zelfgekozen nieuwsbericht over
gemeentelijke handhavers (voeg een samenvatting van en internetlink naar dat bericht toe).
Schrijf, ten tweede, een kritische reflectie op de veronderstelde ‘enforcement turn’. Gaat het
volgens jou om een gewenste ontwikkeling? Beargumenteer jouw antwoord.
Vraag 2 (25 punten – maximaal 500 woorden)
Phythian (2012) bespreekt een aantal verwante begrippen zoals uncertainty en risk als
instrumentaria om te kijken naar vraagstukken van veiligheid in relatie tot opsporing en
staatsveiligheid (college 6). Leg dit uit, betrek daar de literatuur van dit college bij en pas die
toe op een recente Nederlandse casus. Welke afwegingen moeten veiligheidsinstanties in
dergelijke gevallen maken? Hoe verhouden bevoegdheden, verantwoordelijkheden en
verantwoording zich hier tot elkaar en waar zijn die belegd?
Vraag 3 (25 punten – maximaal 500 woorden)
In college 2 stonden we stil bij positieve en negatieve dynamieken van veiligheid. Leg beide
dynamieken aan de hand van de literatuur goed uit. In hetzelfde college ging het over
burgerparticipatie in veiligheid. Past deze vorm van burgerparticipatie bij een positieve of
negatieve dynamiek van veiligheid – of van allebei? Illustreer je antwoord met een voorbeeld.
Vraag 4 (25 punten – maximaal 500 woorden)
In onder meer college 4 was er aandacht voor de verwijdering tussen de Nederlandse politie
enerzijds en de samenleving, het lokale openbaar bestuur en de burger anderzijds. Leg aan de
hand van de literatuur uit welke processen daaraan ten grondslag liggen en wat daarvan de
gevolgen zijn. Zijn er landen waarin men dat probeert te voorkomen? Geef minstens één
voorbeeld en leg uit hoe dat dan werkt.