Antwoordmodel tentamen staatsrecht eerste kans 24 maart 2025
(totaal: 80 pt)
Vraag 1 (10 pt)
a. Lees artikel 42, tweede lid, van de Grondwet. Zou deze bepaling ook in de Staatsregeling voor het
Bataafsche Volk hebben kunnen staan? Licht je antwoord toe. (2 pt)
Nee, want ten tijde van de Staatsregeling van het Bataafsche volk was Nederland een republiek; er
was dus geen koning en de hoogste macht lag bij het volk.
b. Lees nogmaals artikel 42, tweede lid, van de Grondwet. Leg uit hoe uit deze bepaling blijkt dat de
positie van de Koning nu anders is dan ten tijde van de Grondwet van 1815. (3 pt)
In 1815 had de Koning nog een (heel) sterke positie. De Koning besliste veel zelf en zag ministers als
zijn ‘dienaren’ die hij naar welgevallen benoemde en ontsloeg en die alleen aan hem verantwoording
hoefden af te leggen en dus niet andersom. Pas in 1848 bij de invoering van de politieke ministeriële
verantwoordelijkheid veranderde dat; de positie van de koning verzwakte en die van ministers en het
parlement werd sterker. Ministers moesten aan parlement verantwoording afleggen voor het eigen
handelen en het handelen van de Koning.
c. Lees artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a en b, van het Statuut voor het Koninkrijk der
Nederlanden. Nederland heeft door de eeuwen heen verschillende staatsvormen gehad. Bij welke
van die staatsvormen van vroeger past deze bepaling het best? Licht je antwoord toe. (5 pt)
Dit artikel past het beste bij de Republiek der Verenigde Nederlanden (een confederatie) omdat in die
Republiek ook slechts de gemeenschappelijke verdediging, met behoud van de zelfstandigheid van de
leden (vgl. de autonome landen in het Koninkrijk), was geregeld.
N.B. Overigens is dit artikel zuiver gezien een uitdrukking van een federaal element van het
Koninkrijk, dus het is verdedigbaar om te stellen dat dit artikel nergens echt goed bij past want een
federatie zijn de voorgangers van het huidige Koninkrijk nooit geweest
Vraag 2 (10 pt)
De ‘volmachtregeling’ in de Kieswet is bedoeld om kiezers die niet in staat zijn om persoonlijk aan
een stemming deel te nemen, in de gelegenheid te stellen hun stem uit te brengen via een door hen
aangewezen gemachtigde.
a. Noem één voordeel en één nadeel van de Nederlandse volmachtregeling voor het
verkiezingsproces, zoals aan de orde is geweest in het gastcollege. Betrek hierbij de eisen die aan dit
proces worden gesteld en licht je antwoord toe. (4 pt)
Voordelen (2pt.)
• Toegankelijkheid - moet voor iedereen mogelijk zijn om te laten deelnemen aan het proces
Nadelen (2pt.)
• Integriteit – hoge kans op fraude
• Stemgeheim – er moet een kopie van jouw biljet zijn
1
, • Uniciteit – een man een stem, iemand moet namens jouw stemmen, gevoelig voor
onderdrukking
Vraag 2 vroeg niet alleen om de voordelen en nadelen te benoemen, maar ook om deze te koppelen
aan het verkiezingsproces en de vereisten van de volmachtregeling, wat enige toelichting vereiste. Zo
noemden de meeste studenten als voordeel de toegankelijkheid, maar het was niet voldoende om
enkel dit principe te noemen – het was ook belangrijk om uit te leggen waarom dit van belang is voor
het verkiezingsproces (bijvoorbeeld: het nastreven van representatieve democratie; ervoor zorgen dat
kwetsbare groepen in de samenleving toegang hebben tot de stembus, enzovoort).
b. Stel, de regering besluit de volmachtregeling af te schaffen. Beoordeel dit besluit in het licht van
artikel 3, eerste protocol bij het EVRM. Betrek in je antwoord relevante jurisprudentie. (6 pt)
Protocol 1, Artikel 3 is het recht op vrije verkiezingen. Landen hebben veel ruimte om hun eigen
systeem in te richten. Uit Scoppola (of Hirst) blijkt dat staten een ruime beoordelingsmarge hebben
als het gaat om de inrichting van hun verkiezingsproces. Kern van de vraag is: is het afschaffen van de
volmachtregeling een proportionele beperking van het kiesrecht in het licht van de legitieme doelen
van geheime verkiezingen?
Studenten werden beoordeeld op de sterkte van hun juridische analyse. De vraag kon niet volledig
worden beantwoord zonder enkel jurisprudentie te noemen en te bespreken, aangezien het stemrecht
op grond van Artikel 3 van Protocol 1 EVRM juist via jurisprudentie is ontwikkeld. Scoppola t. Italië en
Hirst t. VK zijn goede uitspraken om de juridische analyse op te baseren. Beide zaken gingen over
ontzegging van het kiesrecht. Het was dan ook van belang dat studenten het verschil zagen tussen
ontzegging en feitelijke uitsluiting van het stemrecht in de praktijk.
De kern in Scoppola was een proportionaliteitsanalyse. Aangezien Artikel 3 van Protocol 1 geen
expliciet omschreven legitieme doelen bevat, biedt dit meer flexibiliteit om zulke doelen te definiëren.
In Scoppola noemt het Hof bijvoorbeeld “rule of law” en “het goed functioneren van de democratie”
als legitieme doelen. Hier konden studenten voortbouwen op hun analyse uit vraag 2.a en de
afschaffing van de volmachtsregeling relateren aan bijvoorbeeld fraudepreventie of het belang van
geheime verkiezingen. De kernvraag in Scoppola was: Is de afschaffing van de volmachtsregeling
proportioneel ten opzichte van de overheidsdoelen? Sterke antwoorden waren bijvoorbeeld: "Dit is
niet proportioneel; afschaffing heeft als praktisch effect dat een grote groep mensen (waaronder
gevangenen die van de regeling gebruikmaken) automatisch wordt uitgesloten van stemming, ter
bestrijding van fraude in een beperkt aantal gevallen." OF "Er is hier geen sprake van een schending.
Lidstaten hebben een ruime beoordelingsmarge bij het inrichten van hun kiesstelsel. Nederland sluit
niemand expliciet uit van de stemming, maar streeft het doel van geheime verkiezingen na door een
regeling af te schaffen die niet strikt vereist is onder Artikel 3 Protocol 1."
Vraag 3 (10 pt)
Werknemersverzekeringen, zoals de WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen), maken deel
uit van de portefeuille van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Werknemers
die gedeeltelijk of volledig arbeidsongeschikt zijn, kunnen aanspraak maken op een uitkering op
grond van de WIA. Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) zorgt voor de
uitvoering van de werknemersverzekeringen. Het UWV voert deze dienst uit als zelfstandig
bestuursorgaan (zbo).
2
(totaal: 80 pt)
Vraag 1 (10 pt)
a. Lees artikel 42, tweede lid, van de Grondwet. Zou deze bepaling ook in de Staatsregeling voor het
Bataafsche Volk hebben kunnen staan? Licht je antwoord toe. (2 pt)
Nee, want ten tijde van de Staatsregeling van het Bataafsche volk was Nederland een republiek; er
was dus geen koning en de hoogste macht lag bij het volk.
b. Lees nogmaals artikel 42, tweede lid, van de Grondwet. Leg uit hoe uit deze bepaling blijkt dat de
positie van de Koning nu anders is dan ten tijde van de Grondwet van 1815. (3 pt)
In 1815 had de Koning nog een (heel) sterke positie. De Koning besliste veel zelf en zag ministers als
zijn ‘dienaren’ die hij naar welgevallen benoemde en ontsloeg en die alleen aan hem verantwoording
hoefden af te leggen en dus niet andersom. Pas in 1848 bij de invoering van de politieke ministeriële
verantwoordelijkheid veranderde dat; de positie van de koning verzwakte en die van ministers en het
parlement werd sterker. Ministers moesten aan parlement verantwoording afleggen voor het eigen
handelen en het handelen van de Koning.
c. Lees artikel 3, eerste lid, aanhef en onder a en b, van het Statuut voor het Koninkrijk der
Nederlanden. Nederland heeft door de eeuwen heen verschillende staatsvormen gehad. Bij welke
van die staatsvormen van vroeger past deze bepaling het best? Licht je antwoord toe. (5 pt)
Dit artikel past het beste bij de Republiek der Verenigde Nederlanden (een confederatie) omdat in die
Republiek ook slechts de gemeenschappelijke verdediging, met behoud van de zelfstandigheid van de
leden (vgl. de autonome landen in het Koninkrijk), was geregeld.
N.B. Overigens is dit artikel zuiver gezien een uitdrukking van een federaal element van het
Koninkrijk, dus het is verdedigbaar om te stellen dat dit artikel nergens echt goed bij past want een
federatie zijn de voorgangers van het huidige Koninkrijk nooit geweest
Vraag 2 (10 pt)
De ‘volmachtregeling’ in de Kieswet is bedoeld om kiezers die niet in staat zijn om persoonlijk aan
een stemming deel te nemen, in de gelegenheid te stellen hun stem uit te brengen via een door hen
aangewezen gemachtigde.
a. Noem één voordeel en één nadeel van de Nederlandse volmachtregeling voor het
verkiezingsproces, zoals aan de orde is geweest in het gastcollege. Betrek hierbij de eisen die aan dit
proces worden gesteld en licht je antwoord toe. (4 pt)
Voordelen (2pt.)
• Toegankelijkheid - moet voor iedereen mogelijk zijn om te laten deelnemen aan het proces
Nadelen (2pt.)
• Integriteit – hoge kans op fraude
• Stemgeheim – er moet een kopie van jouw biljet zijn
1
, • Uniciteit – een man een stem, iemand moet namens jouw stemmen, gevoelig voor
onderdrukking
Vraag 2 vroeg niet alleen om de voordelen en nadelen te benoemen, maar ook om deze te koppelen
aan het verkiezingsproces en de vereisten van de volmachtregeling, wat enige toelichting vereiste. Zo
noemden de meeste studenten als voordeel de toegankelijkheid, maar het was niet voldoende om
enkel dit principe te noemen – het was ook belangrijk om uit te leggen waarom dit van belang is voor
het verkiezingsproces (bijvoorbeeld: het nastreven van representatieve democratie; ervoor zorgen dat
kwetsbare groepen in de samenleving toegang hebben tot de stembus, enzovoort).
b. Stel, de regering besluit de volmachtregeling af te schaffen. Beoordeel dit besluit in het licht van
artikel 3, eerste protocol bij het EVRM. Betrek in je antwoord relevante jurisprudentie. (6 pt)
Protocol 1, Artikel 3 is het recht op vrije verkiezingen. Landen hebben veel ruimte om hun eigen
systeem in te richten. Uit Scoppola (of Hirst) blijkt dat staten een ruime beoordelingsmarge hebben
als het gaat om de inrichting van hun verkiezingsproces. Kern van de vraag is: is het afschaffen van de
volmachtregeling een proportionele beperking van het kiesrecht in het licht van de legitieme doelen
van geheime verkiezingen?
Studenten werden beoordeeld op de sterkte van hun juridische analyse. De vraag kon niet volledig
worden beantwoord zonder enkel jurisprudentie te noemen en te bespreken, aangezien het stemrecht
op grond van Artikel 3 van Protocol 1 EVRM juist via jurisprudentie is ontwikkeld. Scoppola t. Italië en
Hirst t. VK zijn goede uitspraken om de juridische analyse op te baseren. Beide zaken gingen over
ontzegging van het kiesrecht. Het was dan ook van belang dat studenten het verschil zagen tussen
ontzegging en feitelijke uitsluiting van het stemrecht in de praktijk.
De kern in Scoppola was een proportionaliteitsanalyse. Aangezien Artikel 3 van Protocol 1 geen
expliciet omschreven legitieme doelen bevat, biedt dit meer flexibiliteit om zulke doelen te definiëren.
In Scoppola noemt het Hof bijvoorbeeld “rule of law” en “het goed functioneren van de democratie”
als legitieme doelen. Hier konden studenten voortbouwen op hun analyse uit vraag 2.a en de
afschaffing van de volmachtsregeling relateren aan bijvoorbeeld fraudepreventie of het belang van
geheime verkiezingen. De kernvraag in Scoppola was: Is de afschaffing van de volmachtsregeling
proportioneel ten opzichte van de overheidsdoelen? Sterke antwoorden waren bijvoorbeeld: "Dit is
niet proportioneel; afschaffing heeft als praktisch effect dat een grote groep mensen (waaronder
gevangenen die van de regeling gebruikmaken) automatisch wordt uitgesloten van stemming, ter
bestrijding van fraude in een beperkt aantal gevallen." OF "Er is hier geen sprake van een schending.
Lidstaten hebben een ruime beoordelingsmarge bij het inrichten van hun kiesstelsel. Nederland sluit
niemand expliciet uit van de stemming, maar streeft het doel van geheime verkiezingen na door een
regeling af te schaffen die niet strikt vereist is onder Artikel 3 Protocol 1."
Vraag 3 (10 pt)
Werknemersverzekeringen, zoals de WIA (Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen), maken deel
uit van de portefeuille van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW). Werknemers
die gedeeltelijk of volledig arbeidsongeschikt zijn, kunnen aanspraak maken op een uitkering op
grond van de WIA. Het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV) zorgt voor de
uitvoering van de werknemersverzekeringen. Het UWV voert deze dienst uit als zelfstandig
bestuursorgaan (zbo).
2