Introduction
Leren = actief proces in het verkrijgen en behouden van kennis, zodat het
toegepast kan worden in toekomstige situaties
Kinderen met speciale onderwijsbehoeften:
- Kinderen die gediagnosticeerd zijn met specifieke
onderwijsproblemen
- Kinderen die aanvullende instructies/ondersteuning krijgen om
basisvaardigheden te verbeteren
- Kinderen die problemen ervaren in het leren op school
Onderwijsleerproblemen = problemen die kinderen hebben bij het leren
van de kennis en vaardigheden die zij op school moeten verwerven
- Cognitieve ontwikkeling
- Sociaal-emotionele ontwikkeling
- Werkhouding en motivatie
- Zintuigelijke ontwikkeling
Doelen ‘Passend Onderwijs’:
- Alle kinderen krijgen een passende plek die past bij
ondersteuningsbehoefte
o Kinderen komen niet langdurig thuis te zitten, omdat er geen
passende plek is
Op dit moment ongeveer 5000 thuiszitters
- Een kind gaat naar een gewone school als dat kan
o Een kind gaat naar het speciaal onderwijs als intensieve
begeleiding nodig is
- Scholen hebben mogelijkheden voor onderwijsondersteuning op
maat
- De kwaliteiten en onderwijsbehoefte van het kind zijn bepalend, niet
de beperkingen
Praktijk: spel tussen gemeente en school
Modellen voor ondersteuning in het onderwijs:
- Multi-tiered systems of
support (MTSS) (vooral VS) =
model voor leerkrachten waardoor
leerkrachten leerlingen de juiste hulp
en ondersteuning kunnen bieden
o Response-to-intervention
(RTI): leren
, o Schoolwide positive behavior support
(SWPBS/PBS): gedrag
- Cyclus Handelingsgericht werken
Intelligentie
- Definitie: geen eenduidige definitie
o Nadruk op complex
redeneren/probleemoplossen
o Aanpassen aan (veranderende) omgeving als central
aspect
o Nadruk op hogere cognitieve vaardigheden, metacognitie en
executief functioneren
o Individuele verschillen in redeneren, aanpassen en leren van
ervaring
o Aanpassen van informatie uit de buitenwereld aan eigen
cognitieve functioneren
- Modellen van intelligentie
o Cattell-Horn Carroll
theory (CHC-model)
Psychometrisch
bewijs
Drie strata van
intelligentie die
gerelateerd zijn
aan elkaar
Stratum I:
specifieke
vaardigheden
Stratum II:
brede
vaardigheden
Fluid ability g-f: vaardigheid om snel om te
leren gaan met nieuwe situaties en om snel
en flexibel te denken
Crystallized ability g-c: algemene kennis die
nodig is om je aan te passen aan het
dagelijks leven, inclusief vocabulaire en
algemene kennis
Stratum III: algemene vaardigheden
, General ability g: vaardigheden die nodig
zijn voor een brede variëteit aan cognitieve
taken
o Gardner’s theory of multiple
intelligences: er bestaat niet één vorm van
intelligentie, maar intelligentie is te vinden
in verschillende vormen een persoon kan
minder intelligent zijn in verschillende
opzichten, maar uitblinken in een ander
o Sternberg’s triarchic theory of intelligence: drie
soorten intelligentie die de verwerking van informatie intern,
extern en op het niveau van interactie tussen beide
Analytische intelligentie: verkrijgen van kennis, kritisch
denken, informatie evalueren
Praktische intelligentie: context van sociale structuren,
cultuur en omgeving
Creatieve intelligentie: informatie en kennis gebruik om
nieuwe ideeën en oplossingen te bedenken
- Intelligentietests
o Psychometrisch
o Gebaseerd op factoranalyse
o Prestatie op één moment
o Niveau van presteren
o Afwijking van het gemiddelde
o Eventueel scoreprofielen
o Gaat uit van stabiliteit
o Achtergrondfactoren
Thuisomgeving
Onderwijs
Motivatie
Faalangst
Taal
Culturele achtergrond
Testvaardigheid
Testmateriaal, situatie, testleider
o Wat willen we weten?
Niveau van presteren
Leerpotentieel
Instructiebehoefte
Adaptief vermogen
- Intelligentie als cognitieve processen
o Intra-individuele cognitieve en metacognitieve processen
o Strategieën die ingezet
worden
o Ontwikkeling over tijd
, o Effect van feedback of training
o Potentieel om te leren
o Variabiliteit
Overlapping waves model (Siegler)
Veel variabelen kind is aan het leren
- Psychometrische benaderingen
o Vygotsky’s Zone van Naaste Ontwikkeling
Scaffolding
o Feuerstein: Gemediëerde leerervaring:
tussen stimulus, organisme en respons soms
een mens (H) nodig om de stimulus/respons aan
zodat hij bruikbaar is
mens nodig om zone
van naaste
ontwikkeling te
activeren
Wederkerigheid