Ergotherapie Samenvatting Grondslagen Hoofdstuk 20
Methodisch handelen: bewust, doelgericht professioneel handelen. Geeft zowel structuur voor
ergotherapeut als cliënt
Client is expert ten aanzien van zijn eigen handelen.
Ergotherapeutische interventie: occupation based, evidence based, context based en cliënt
gecentreerd.
Top-down benadering: breed perspectief en bekijkt de cliënt in zijn handelingscontext en gaat uit
van wat belangrijk is voor de cliënt.
Bottom-up benadering: focust op de beperking in functies, waarvan verwacht wordt dat als de
beperking in motorisch, cognitief of psychologische functioneren vermindert of herstelt, dit leidt tot
succesvol handelen.
Environment first benadering: gefocust op de omgeving en context.
Gedurende het gehele proces zal de ergotherapeut zich bezighouden met het versterken van de
autonomie, zelfmanagement, empowerment e.d. van de cliënt.
Proces van methodisch handelen:
1. Vraagstelling
De aanvraag: eigen initiatief of op verwijzing of door het sociale systeem van een cliënt.
Adviserende ergotherapeuten hebben te maken met opdrachtgevers. Op basis van de
aanvraag een inschatting maken van soort behandeling.
De kennismaking: informeren over ervaringen op het gebied van handelen wat onderwerp is
van de vraagstelling. Wat zijn de mogelijkheden en beperkingen van een cliënt? Waar vind de
kennismaking plaats?
2. Probleeminventarisatie en –analyse
Probleeminventarisatie: ingezoomd op de door de cliënt genoemde beperkingen/zorgen.
Maakt gebruik van test, vragenlijsten, interviews etc. Ook de kwaliteiten worden in kaart
gebracht. Betekenis van handeling?
OPHI-II vragenlijst die de levensloop van een cliënt weergeeft.
De prioriteit stelling: de persoon benoemt de ervaren problemen in het handelen, naar
aanleiding van de betekenis di het handelen voor de cliënt heeft. Luister en vraag door over
de prioriteiten van de cliënt. Ergotherapeut moet weten welke vragen er gesteld worden
vanuit een bepaalde cliëntengroep aangezien schaamte of gebrek aan assertiviteit een rol
kunnen spelen.
Probleemanalyse: inventarisatie op het niveau van participatie en het handelen in context,
gaat verder op activiteitenniveau, taak- en vaardigheden en indien nog functies.
o Klinimetrische eigenschappen: betrouwbaarheid, validiteit, responsiviteit.
o Praktische afwegingen: bruikbaarheid, cliëntvriendelijkheid en kosten.
o Self assesments: geeft de cliënt de mogelijkheid om zijn eigen situatie te analyseren.
o Binnen het adviesproces is contextanalyse essentieel.
o SWOT: strenghs, weaknesses, opportunities and threats.
Probleemdefiniëring: samenhangende verklaring formuleren. Samenvatting van de analyses.
Effect: acceptatie en implementatie ( uitvoeren) van een advies.
Methodisch handelen: bewust, doelgericht professioneel handelen. Geeft zowel structuur voor
ergotherapeut als cliënt
Client is expert ten aanzien van zijn eigen handelen.
Ergotherapeutische interventie: occupation based, evidence based, context based en cliënt
gecentreerd.
Top-down benadering: breed perspectief en bekijkt de cliënt in zijn handelingscontext en gaat uit
van wat belangrijk is voor de cliënt.
Bottom-up benadering: focust op de beperking in functies, waarvan verwacht wordt dat als de
beperking in motorisch, cognitief of psychologische functioneren vermindert of herstelt, dit leidt tot
succesvol handelen.
Environment first benadering: gefocust op de omgeving en context.
Gedurende het gehele proces zal de ergotherapeut zich bezighouden met het versterken van de
autonomie, zelfmanagement, empowerment e.d. van de cliënt.
Proces van methodisch handelen:
1. Vraagstelling
De aanvraag: eigen initiatief of op verwijzing of door het sociale systeem van een cliënt.
Adviserende ergotherapeuten hebben te maken met opdrachtgevers. Op basis van de
aanvraag een inschatting maken van soort behandeling.
De kennismaking: informeren over ervaringen op het gebied van handelen wat onderwerp is
van de vraagstelling. Wat zijn de mogelijkheden en beperkingen van een cliënt? Waar vind de
kennismaking plaats?
2. Probleeminventarisatie en –analyse
Probleeminventarisatie: ingezoomd op de door de cliënt genoemde beperkingen/zorgen.
Maakt gebruik van test, vragenlijsten, interviews etc. Ook de kwaliteiten worden in kaart
gebracht. Betekenis van handeling?
OPHI-II vragenlijst die de levensloop van een cliënt weergeeft.
De prioriteit stelling: de persoon benoemt de ervaren problemen in het handelen, naar
aanleiding van de betekenis di het handelen voor de cliënt heeft. Luister en vraag door over
de prioriteiten van de cliënt. Ergotherapeut moet weten welke vragen er gesteld worden
vanuit een bepaalde cliëntengroep aangezien schaamte of gebrek aan assertiviteit een rol
kunnen spelen.
Probleemanalyse: inventarisatie op het niveau van participatie en het handelen in context,
gaat verder op activiteitenniveau, taak- en vaardigheden en indien nog functies.
o Klinimetrische eigenschappen: betrouwbaarheid, validiteit, responsiviteit.
o Praktische afwegingen: bruikbaarheid, cliëntvriendelijkheid en kosten.
o Self assesments: geeft de cliënt de mogelijkheid om zijn eigen situatie te analyseren.
o Binnen het adviesproces is contextanalyse essentieel.
o SWOT: strenghs, weaknesses, opportunities and threats.
Probleemdefiniëring: samenhangende verklaring formuleren. Samenvatting van de analyses.
Effect: acceptatie en implementatie ( uitvoeren) van een advies.
