Samenvatting tentamen methoden en technieken 2

SAMENVATTING METHODEN EN
TECHNIEKEN VAN ONDERZOEK 2

,HOOFDSTUK 4 ETHIEK
Ethiek: het gaat hierbij om vraag is het goed of fout?
Onderzoekers moeten:
- Participanten beschermen van eventuele schade: een onderzoek mag geen psychische,
psychologische schade aanrichten. Om participanten te beschermen voor schade kan de
onderzoeker informed consent toepassen: participant moet actief toestemming geven.

- Vertrouwelijk omgaan met onderzoeksgegevens: dit kun je doen door bijvoorbeeld de
participanten anoniem dingen in te laten vullen. Daarnaast mag niemand anders toegang
hebben tot de database en iedereen heeft het recht om zich terug te trekken van het
onderzoek.

- Wanneer is het misleiden van onderwerpen oke?: er zijn drie richtlijnen die je hierbij volgt:
 Waar mogelijk moet een onderzoeker het onderzoek uitvoeren zonder misleiding.
 Is bovenstaande niet mogelijk dan moet de onderzoeker bepalen of het gebruik van
misleiding gerechtvaardigd is.
 Als deelnemers worden misleid moet de onderzoeker ervoor zorgen dat ze van
voldoende uitleg worden voorzien.
Het grootste probleem van misleiding is dat het de reputatie verslechterd van wetenschappers. Veel
mensen willen hierdoor tegenwoordig niet meer meedoen aan onderzoeken.

Wanneer je onderzoek doet met kinderen moet je rekening houden met meerdere dingen, omdat
kinderen jonger zijn en ze daardoor niet alles begrijpen. De volgende richtlijnen worden gegeven:
- Informed consent van de ouders is nodig, omdat de kinderen minderjarig zijn.
- Onderzoekers presenteren zichzelf niet als diagnostici bij het rapporteren van de resultaten
aan de ouders. Ook delen ze geen informatie wat een kind in vertrouwen vertelt heeft.
- Kinderen mogen nooit gedwongen worden om mee te doen aan een studie
- Elke vorm van vergoeding voor de diensten van het kind heeft geen invloed op de toepassing
van deze ethische principes.

Alle studies die worden uitgevoerd moeten langs de institutional review boards. Hier worden
onderzoeksopzetten beoordeeld en eventueel afgekeurd.
De IRB deelt onderzoeken in, in drie classificaties:
1. Exempt review: de studie presenteert geen risico voor de participanten.
2. Expedited review: de studie presenteert niet meer dan minimaal risico voor de participanten.
3. Full review: de studie bevat twijfelachtige elementen, zoals een studie waarbij kwetsbare
personen aan meedoen.

Suggesties die overwogen kunnen worden wanneer de criteria van IRB niet van toepassing zijn:
1. Vermijd onderzoeksites waar informanten zich gedwongen kunnen voelen om deel te nemen
aan het onderzoek;
2. Respecteer de privacy van informanten;
3. Vertel deelnemers die geïnterviewd worden hoe lang het duurt;
4. De identiteiten van informanten moet je beschermen;

, 5. Behandel informanten met respect;
6. Maak de voorwaarden voor alle deelnemers van het onderzoek duidelijk
7. Vertel de waarheid.

Plagiaat: iemand anders zijn werk gebruiken. Dit is streng verboden. Veel universiteiten en
hogescholen hebben vaak plagiaat checks waarbij er gekeken wordt of er plagiaat gepleegd wordt. Is
dit het geval dan kan de student bijvoorbeeld van de school gestuurd worden of de opdracht niet
voldoende behalen.

, HOOFDSTUK 6 STEEKPROEVEN
Steekproef: een selectie mensen uit een grotere groep (populatie) waarover uitspraak geprobeerd
wordt te doen. Het liefste wil je natuurlijk onderzoek doen bij de gehele populatie, maar dat is vaak
niet mogelijk.
De eerste stap bij het trekken van een steekproef is het definiëren van de populatie waarin je als
onderzoeker geïnteresseerd bent.

Werkelijke bevolking: waar een onderzoeker heel graag zou willen generaliseren, is zelden
beschikbaar  ideale keuze.
Toegankelijke bevolking: de bevolking waarnaar een populatie kan generaliseren  realistische
keuze.

Hoe nauwkeuriger onderzoekers de populatie definiëren, hoe meer ze besparen op tijd, moeite en
geld. Beschrijf dus duidelijk de kenmerken van je populatie. Zo kunnen anderen het makkelijk
snappen om welke populatie het gaat in het onderzoek.

Random sampling: iedere persoon van de populatie heeft een eerlijke kans om mee te doen aan het
onderzoek.
Niet random sampling: niet iedere persoon heeft een eerlijke kan om mee te doen aan het
onderzoek. Sommige mensen hebben zelfs helemaal geen kans.

Verschillende random sampling methodes:
- Simpel random sampling: iedereen heeft een gelijke kans om in de steekproef terecht te
komen. Dit kan bijvoorbeeld met een computer die random kiest. Hierbij geldt hoe groter de
steekproef, hoe groter de kans dat het representatief is naar de populatie.
- Gestratificeerde random sampling: er worden gestratificeerde groepen mensen
geselecteerd die hetzelfde zijn als in de gehele populatie (bijvoorbeeld verhouding man en
vrouw). Hieruit wordt dan willekeurig de steekproef getrokken.
- Geclusterde random sampling: clusters worden random gekozen, bijvoorbeeld een klas. Dit
gebruik je wanneer het moeilijk of onmogelijk is om random individuen te kiezen.
- Two-stage random sampling: cluster random sampling gecombineerd met random sampling.
De onderzoeker selecteert bijvoorbeeld random 25 klassen van de populatie en selecteert
random vier studenten van elke klas.