Slagwerk
Onder koperblazers. Als er geen toevoegingen aan orkest zijn, staat slagwerk genoteerd tussen koper
en strijkers in. Als er wel toevoegingen zijn (harp, piano, orgel, solisten, koor), staat slagwerk tussen
koper en toevoegingen in.
Geen uniforme bezetting; geen uniforme notatie.
(a) Membranofonen: slagwerkinstrumenten met een vel dat in trilling wordt gebracht
(b) Idiofonen: instrumenten waarbij het instrument zelf in trilling wordt gebracht
Beide groepen nader onder te verdelen in slagwerk dat specifieke (muzikale) toonhoogte
voortbrengt en slagwerk dat “geruis” (zonder exacte toonhoogte) voortbrengt.
Membranofonen
Met definieerbare toonhoogte: pauken
Zonder definieerbare toonhoogte:
• grote trom
• kleine trom
• tamboerijn
• bongo / conga / tom-tom
Idiofonen
Met definieerbare toonhoogte:
- celesta
- vibrafoon
- klokkenspel
Zonder definieerbare toonhoogte:
- bekkens
- triangel
- ratel
Slagwerkinstrumenten die meest voorkomen in partituren: pauken – kleine trom – grote trom –
bekkens – triangel – tamboerijn – klokkenspel – woodblock – tamtam
Ondergeschikte slagwerkinstrumenten die soms als aanvulling of vervanging dienen voor standaard
slagwerk: castagnetten – xylofoon – roertrom (als kleine trom, maar zonder snaren) – tambour de
Provence (hoge kleine trom) – (buis)klokken – cymbales antiques – vibrafoon
geluidseffecten sledebellen – windmachine – ratel – zweep – koebellen – aambeeld – sirene
exotische instrumenten (vooral van Latijns-Amerikaanse origine) maracas – claves – guiro – bongos –
tom-tom – templeblocks
, Toonhoogte-instrumenten: op vijflijnige notenbalk met sleutel
Geruis-instrumenten: op enkele lijn, zonder sleutel
Bij deze instrumenten (tom-toms en temple blocks) weliswaar geen sprake van exacte toonhoogte,
wel van “ ongeveer ” toonhoogte: onderscheiden zich als hoog – laag
Aanduiding in partituur “klassiek” (bij naam) of “modern” m.b.v. grafische symbolen:
Pauken
formaten en stemmingen & omvang variëren (grofweg in gebied van Des tot aan des'); individuele
pauken hebben ambitus van grofweg een kwint
- metalen ketel waarover vel is gespannen
- ketel is resonerend deel
- toonhoogte bepaald door grootte en spanning vel
- 18e en 19e eeuw: pauk gestemd met een of meer schroeven
- vandaag de dag: vooral verstemmen pauk d.m.v. voetpedaal (pedaalpauk)
- bespeeld met twee stokken met vilten kop (echter ook andere materialen: flanel,
draadkatoen, hout, kurk, spons)
- vel aangeslagen tussen midden en rand
- roffel: genoteerd als tremolo of triller in muziek (zonder dat verschil bedoeld wordt!)
- afdempen tonen: met hand
- timpani coperti: deel van vel wordt bedekt met doek; vel aangeslagen op onbedekt stuk:
gedempt effect
- Klassieke periode: één paukenist, twee pauken (doorgaans gestemd in tonica en dominant)
- Moderne orkest: één paukenist bespeelt 3, 4 of 5 pauken (met veel verstemmingen in loop
composities)
- Bijzonder effect: glissando. Twee manieren mogelijk:
1. direct na aanslaan pauk wordt m.b.v. pedaal glissando gemaakt
2. m.b.v. pedaal wordt tijdens roffel glissando gemaakt
Grote trom
- cilindrisch vat, één- of tweezijdig bedekt (klankverschil!) met vel dat meer of minder
gespannen kan worden
- diameter vel 80 tot 100 cm
- meestal slechts aan één zijde bespeeld met één stok (met grote vilten kop)
- eenhands-roffel mogelijk (wanneer stok in midden wordt vastgehouden; vaak roffel met
twee paukenstokken)
- dempen met hand
Onder koperblazers. Als er geen toevoegingen aan orkest zijn, staat slagwerk genoteerd tussen koper
en strijkers in. Als er wel toevoegingen zijn (harp, piano, orgel, solisten, koor), staat slagwerk tussen
koper en toevoegingen in.
Geen uniforme bezetting; geen uniforme notatie.
(a) Membranofonen: slagwerkinstrumenten met een vel dat in trilling wordt gebracht
(b) Idiofonen: instrumenten waarbij het instrument zelf in trilling wordt gebracht
Beide groepen nader onder te verdelen in slagwerk dat specifieke (muzikale) toonhoogte
voortbrengt en slagwerk dat “geruis” (zonder exacte toonhoogte) voortbrengt.
Membranofonen
Met definieerbare toonhoogte: pauken
Zonder definieerbare toonhoogte:
• grote trom
• kleine trom
• tamboerijn
• bongo / conga / tom-tom
Idiofonen
Met definieerbare toonhoogte:
- celesta
- vibrafoon
- klokkenspel
Zonder definieerbare toonhoogte:
- bekkens
- triangel
- ratel
Slagwerkinstrumenten die meest voorkomen in partituren: pauken – kleine trom – grote trom –
bekkens – triangel – tamboerijn – klokkenspel – woodblock – tamtam
Ondergeschikte slagwerkinstrumenten die soms als aanvulling of vervanging dienen voor standaard
slagwerk: castagnetten – xylofoon – roertrom (als kleine trom, maar zonder snaren) – tambour de
Provence (hoge kleine trom) – (buis)klokken – cymbales antiques – vibrafoon
geluidseffecten sledebellen – windmachine – ratel – zweep – koebellen – aambeeld – sirene
exotische instrumenten (vooral van Latijns-Amerikaanse origine) maracas – claves – guiro – bongos –
tom-tom – templeblocks
, Toonhoogte-instrumenten: op vijflijnige notenbalk met sleutel
Geruis-instrumenten: op enkele lijn, zonder sleutel
Bij deze instrumenten (tom-toms en temple blocks) weliswaar geen sprake van exacte toonhoogte,
wel van “ ongeveer ” toonhoogte: onderscheiden zich als hoog – laag
Aanduiding in partituur “klassiek” (bij naam) of “modern” m.b.v. grafische symbolen:
Pauken
formaten en stemmingen & omvang variëren (grofweg in gebied van Des tot aan des'); individuele
pauken hebben ambitus van grofweg een kwint
- metalen ketel waarover vel is gespannen
- ketel is resonerend deel
- toonhoogte bepaald door grootte en spanning vel
- 18e en 19e eeuw: pauk gestemd met een of meer schroeven
- vandaag de dag: vooral verstemmen pauk d.m.v. voetpedaal (pedaalpauk)
- bespeeld met twee stokken met vilten kop (echter ook andere materialen: flanel,
draadkatoen, hout, kurk, spons)
- vel aangeslagen tussen midden en rand
- roffel: genoteerd als tremolo of triller in muziek (zonder dat verschil bedoeld wordt!)
- afdempen tonen: met hand
- timpani coperti: deel van vel wordt bedekt met doek; vel aangeslagen op onbedekt stuk:
gedempt effect
- Klassieke periode: één paukenist, twee pauken (doorgaans gestemd in tonica en dominant)
- Moderne orkest: één paukenist bespeelt 3, 4 of 5 pauken (met veel verstemmingen in loop
composities)
- Bijzonder effect: glissando. Twee manieren mogelijk:
1. direct na aanslaan pauk wordt m.b.v. pedaal glissando gemaakt
2. m.b.v. pedaal wordt tijdens roffel glissando gemaakt
Grote trom
- cilindrisch vat, één- of tweezijdig bedekt (klankverschil!) met vel dat meer of minder
gespannen kan worden
- diameter vel 80 tot 100 cm
- meestal slechts aan één zijde bespeeld met één stok (met grote vilten kop)
- eenhands-roffel mogelijk (wanneer stok in midden wordt vastgehouden; vaak roffel met
twee paukenstokken)
- dempen met hand