Scheikunde - Hoofdstuk 11: Reactiemechanismen
Paragraaf 1 - Reactiemechanismen:
Valentie-elektronen en lewisstructuren:
Bij elke chemische reactie worden bindingen tussen atomen verbroken. De valentie-
elektronen spelen hierbij een rol. Bij reactiemechanismen maken we gebruik van de
lewisstructuren. Met de lewisstructuren kun je aangeven waar naartoe en hoe de
valentie-elektronen zich verplaatsen.
Reactiemechanismen:
Een reactiemechanisme beschrijft op microniveau elke stap van een chemische reactie:
- Welke atoombindingen worden er verbroken?
- In welke volgorde gebeurt dat?
- Welke atoombindingen worden er gevormd?
- In welke volgorde gebeurt dat?
- Hoe zien de moleculen van de tussen producten eruit?
Uit de lewisstructuur van een product is vaak te zien hoe stabiel een structuur is. Hoe meer
atomen er voldoen aan de octetregel, hoe stabieler het molecuul is. Ook geldt er dat de
vorming van een instabiel deeltje vaak meer energie kost dat de vorming van een stabiel
deeltje, hierdoor is deze stap in het reactiemechanisme vaak het langzaamst (In dit geval
stap 1, want er wordt een carbokation gevormd). Tussenproducten zijn juist wel weer heel
reactief, waardoor stap 2 snel gaat. De verplaatsing van elektronen worden, zoals je ziet,
aangegeven met gekromde pijlen.
, Polaire reacties:
Een atoombinding is polair doordat atomen een verschil in elektronegativiteit hebben
(0,4 - 1,66), en hierdoor een niet symmetrische ladingsverdeling. Wanneer het
elektronenpaar van een polaire atoombinding verbreekt, zal het elektronenpaar naar een
van de twee atomen gaan. Hierdoor ontstaat er een positief en een negatief geladen
deeltje. Het positieve deeltje gaat een nieuwe binding aan met een negatief deeltje en het
negatieve deeltje gaat een nieuwe binding aan met een positief deeltje. Wanneer er een
reactie plaatsvindt tussen een reactief deeltje en een ander deeltje spreekt men van een
aanval.
Nucleofiel en elektrofiel
Deeltjes met een elektronenoverschot worden aangetrokken aan positieve ladingen. Deze
deeltjes met een elektronenoverschot worden nucleofiele deeltjes genoemd. Het
elektronen overschot kan worden veroorzaakt door een:
- negatieve lading
- een partiële negatieve lading
- een niet-bindend elektronenpaar
- een dubbele binding
- een δ--lading.
Een deeltje met een elektronentekort wordt een elektrofiel deeltje genoemd. Deze is:
- positief geladen
- heeft een δ+-lading.
Nucleofiel elektrofiel
Houdt van kernen (positief) Houdt van elektronen (negatief)
Radicaalreacties
Wanneer de binding tussen een niet-polair atoom verbinding wordt verbroken, kan het
voorkomen dat het elektronenpaar wordt opgedeeld tussen de atomen. Er ontstaan op
dat moment ongeladen deeltjes met één ongepaard elektron, oftewel een radicaal.
Radicaalreacties zijn reacties waarbij radicalen betrokken zijn. Doordat elektronen liever in
Paragraaf 1 - Reactiemechanismen:
Valentie-elektronen en lewisstructuren:
Bij elke chemische reactie worden bindingen tussen atomen verbroken. De valentie-
elektronen spelen hierbij een rol. Bij reactiemechanismen maken we gebruik van de
lewisstructuren. Met de lewisstructuren kun je aangeven waar naartoe en hoe de
valentie-elektronen zich verplaatsen.
Reactiemechanismen:
Een reactiemechanisme beschrijft op microniveau elke stap van een chemische reactie:
- Welke atoombindingen worden er verbroken?
- In welke volgorde gebeurt dat?
- Welke atoombindingen worden er gevormd?
- In welke volgorde gebeurt dat?
- Hoe zien de moleculen van de tussen producten eruit?
Uit de lewisstructuur van een product is vaak te zien hoe stabiel een structuur is. Hoe meer
atomen er voldoen aan de octetregel, hoe stabieler het molecuul is. Ook geldt er dat de
vorming van een instabiel deeltje vaak meer energie kost dat de vorming van een stabiel
deeltje, hierdoor is deze stap in het reactiemechanisme vaak het langzaamst (In dit geval
stap 1, want er wordt een carbokation gevormd). Tussenproducten zijn juist wel weer heel
reactief, waardoor stap 2 snel gaat. De verplaatsing van elektronen worden, zoals je ziet,
aangegeven met gekromde pijlen.
, Polaire reacties:
Een atoombinding is polair doordat atomen een verschil in elektronegativiteit hebben
(0,4 - 1,66), en hierdoor een niet symmetrische ladingsverdeling. Wanneer het
elektronenpaar van een polaire atoombinding verbreekt, zal het elektronenpaar naar een
van de twee atomen gaan. Hierdoor ontstaat er een positief en een negatief geladen
deeltje. Het positieve deeltje gaat een nieuwe binding aan met een negatief deeltje en het
negatieve deeltje gaat een nieuwe binding aan met een positief deeltje. Wanneer er een
reactie plaatsvindt tussen een reactief deeltje en een ander deeltje spreekt men van een
aanval.
Nucleofiel en elektrofiel
Deeltjes met een elektronenoverschot worden aangetrokken aan positieve ladingen. Deze
deeltjes met een elektronenoverschot worden nucleofiele deeltjes genoemd. Het
elektronen overschot kan worden veroorzaakt door een:
- negatieve lading
- een partiële negatieve lading
- een niet-bindend elektronenpaar
- een dubbele binding
- een δ--lading.
Een deeltje met een elektronentekort wordt een elektrofiel deeltje genoemd. Deze is:
- positief geladen
- heeft een δ+-lading.
Nucleofiel elektrofiel
Houdt van kernen (positief) Houdt van elektronen (negatief)
Radicaalreacties
Wanneer de binding tussen een niet-polair atoom verbinding wordt verbroken, kan het
voorkomen dat het elektronenpaar wordt opgedeeld tussen de atomen. Er ontstaan op
dat moment ongeladen deeltjes met één ongepaard elektron, oftewel een radicaal.
Radicaalreacties zijn reacties waarbij radicalen betrokken zijn. Doordat elektronen liever in