Samenvatting Nederlands literatuurgeschiedenis
Stof:
Literatuurgeschiedenis periode 1900-1960 en poëzie (90 min.)
Powerpoint poëzie en literatuurgeschiedenis (zie studiewijzer)
Laagland theorieboek:
Cursus 3
H2 en 3
Cursus 4
H1 t/m 4 (alles)
Cursus 10
H1 Historische achtergronden (alles)
H2 Culturele achtergronden (alles)
H3 Literaire ontwikkelingen: 3.2, 3.3, 3.5, 3.6 (3.1 en 3.4 niet)
Cursus 11
H1 Historische achtergronden (alles)
H2 Culturele achtergronden (alles)
H3 Literaire ontwikkelingen: 3.1 en 3.2 (3.3 niet)
, Samenvatting presentatie
Wat zijn de vier belangrijke kenmerken van gedichten zijn?
- De manier waarop het gedicht aan jou wordt gepresenteerd.
- Hoe jij als lezer samenhang in een gedicht kunt herkennen.
- Vormkenmerken van gedichten.
- Wie er in een gedicht aan het woord is.
Een gedicht bestaat uit bij elkaar horende versregels.
Deze staan in groepjes bij elkaar: de strofe.
Een strofe is dus eigenlijk een alinea
Enjambement (afgeleid van het Franse enjamber = overspringen): een versregel wordt
midden in een woord of zin afgebroken op een plaats waar geen vanzelfsprekend einde van
de versregel is.
Doel hiervan-> de woorden voor en na het afbreken, krijgen nadruk.
Voorbeeld:
, Verschillende soorten rijmen:
Volrijm: beklemtoonde klinker + wat volgt is gelijk.
Voorbeeld: apart/hart en lopen/kopen
Rijk rijm: rijmwoorden zijn geheel gelijk of gelijkluidend
Voorbeeld: hart/hart of hart/hard of zond/zont of runt/rund
Halfrijm 1: alleen de beklemtoonde klinkers zijn gelijk (assonantie of klinkerrijm)
Voorbeeld: snoep/koek of leeg/lees of liefde/iemand/iets
Halfrijm 2: alleen de medeklinkers aan het begin van beklemtoonde lettergrepen zijn gelijk.
(alliteratie of stafrijm)
Voorbeeld: rust/roest of lek/linge of zwijgend/zwoegen/zij
Binnenrijm: twee of meer woorden binnen 1 versregel rijmen op elkaar
Voorbeeld: Diep van kleur is de geur van wilde tijm met binnenrijm.
Stof:
Literatuurgeschiedenis periode 1900-1960 en poëzie (90 min.)
Powerpoint poëzie en literatuurgeschiedenis (zie studiewijzer)
Laagland theorieboek:
Cursus 3
H2 en 3
Cursus 4
H1 t/m 4 (alles)
Cursus 10
H1 Historische achtergronden (alles)
H2 Culturele achtergronden (alles)
H3 Literaire ontwikkelingen: 3.2, 3.3, 3.5, 3.6 (3.1 en 3.4 niet)
Cursus 11
H1 Historische achtergronden (alles)
H2 Culturele achtergronden (alles)
H3 Literaire ontwikkelingen: 3.1 en 3.2 (3.3 niet)
, Samenvatting presentatie
Wat zijn de vier belangrijke kenmerken van gedichten zijn?
- De manier waarop het gedicht aan jou wordt gepresenteerd.
- Hoe jij als lezer samenhang in een gedicht kunt herkennen.
- Vormkenmerken van gedichten.
- Wie er in een gedicht aan het woord is.
Een gedicht bestaat uit bij elkaar horende versregels.
Deze staan in groepjes bij elkaar: de strofe.
Een strofe is dus eigenlijk een alinea
Enjambement (afgeleid van het Franse enjamber = overspringen): een versregel wordt
midden in een woord of zin afgebroken op een plaats waar geen vanzelfsprekend einde van
de versregel is.
Doel hiervan-> de woorden voor en na het afbreken, krijgen nadruk.
Voorbeeld:
, Verschillende soorten rijmen:
Volrijm: beklemtoonde klinker + wat volgt is gelijk.
Voorbeeld: apart/hart en lopen/kopen
Rijk rijm: rijmwoorden zijn geheel gelijk of gelijkluidend
Voorbeeld: hart/hart of hart/hard of zond/zont of runt/rund
Halfrijm 1: alleen de beklemtoonde klinkers zijn gelijk (assonantie of klinkerrijm)
Voorbeeld: snoep/koek of leeg/lees of liefde/iemand/iets
Halfrijm 2: alleen de medeklinkers aan het begin van beklemtoonde lettergrepen zijn gelijk.
(alliteratie of stafrijm)
Voorbeeld: rust/roest of lek/linge of zwijgend/zwoegen/zij
Binnenrijm: twee of meer woorden binnen 1 versregel rijmen op elkaar
Voorbeeld: Diep van kleur is de geur van wilde tijm met binnenrijm.