H3 Chili
Paragraaf 1
Aardplaten
o Continentaal (dik/licht)
o Oceanisch (dun/zwaar)
Wetenschappelijk Eenvoudig Beweging Gevolgen
Convergent Botsend Bergen
Divergent Afdrijvend Oceanische rug
Transform Schurend Verplaatsing
Subductie Duikend Troggen
Vulkanisme
Reliëfvormen
o Hooggebergte Toppen hoger dan 1.500m
o Middelgebergte Toppen tussen de 500 en 1.500m
o Heuvelland Toppen tussen de 200 en 500m
o Laagland Toppen lager dan 200m
Hoogtegordels ontstaan door verschillen in temperatuur, hoe hoger hoe kouder. Onder aan
de berg ligt de loofboomgordel. Vervolgens de naaldboomgordel, de boomgrens bij
zomertemperatuur van 10 C. Hierboven de alpenweide. Boven de 2.500m de rotsgordel
kou en harde ondergrond, bijna geen planten. Boven aan de bergen ligt eeuwige sneeuw.
De aarde bestaat uit verschillende platen, de platen drijven op magma. Door die beweging
verschuiven de platen, langs de plaatranden is de aardkorst. De platen bewegen
voordurend, dat levert aardschokken op: aardbevingen.
Het diepste punt van de aardbeving heet het hypocentrum. Het punt op het aardoppervlak
recht erboven heet het epicentrum.
De meeste/zwaarste aardbevingen
komen voor als 2 platen convergeren
en onder elkaar duiken.
, Paragraaf 2 Chili brandt
Hoge temperatuur= lage viscositeit (vloeibaar)
Onderdelen
o Vulkanisme Lage temperatuur= hoge viscositeit (stroperig)
o Pyroclastische stromen Viscositeit= mate van stroperigheid
o Endogene en exogene krachten
o Gesteentekringloop
Schildvulkaan
o Ontstaan: divergentie
o Warm magma
o Lage viscositeit
o Brede uitstoom
Caldeira vulkaan
o Ontstaat: instorting magmakamer
o Krater
Stratovulkaan
o Ontstaan: subductie
o Koel magma
o Hoge viscositeit
o Gelaagdheid
o Explosief
Hotspot
o Korst van de aarde
o Vulkanische activiteit
Endogeen: platentektoniek
Exogeen: Verwering en erosie
Stollingsgesteente
o Magma
Sedimentgesteente
o Druk door bovenliggende lagen
Metamorf gesteente
o Hoge druk en temperatuur