Blok 1 schooljaar ‘22/23
Tjieu
Hoorcollege 1
Glad spierweefsel -bloedvaten
Hart spierweefsel
Skeletspieren;
Spierbundels -spiervezels (spiercel) – myofibrillen - sarcomeren (actine/myosine)
^^
Meerdere celkernen =multinucleus
Mitochondriën -verbranden voedingstoffen met zuurstof naar brandstof
Goed getraind = veel mitochondrieen
Sliding fillament theory
Spiercontractie
SR (sarcoplasmatisch ATP nodig Calcium ionen Myosine bindt
reticulum) ATP -> ADP + P afgeven aan actine
(energie)
Type spiervezels
Type 1 (duurtrainers) 50% Type 2 (bodybuilders) 25-25%
Slow twitch/ rode spiervezels 2a 2b -Fast twitch
Rundvlees Zit ertussenin Witte spiervezels
Het is rood door Myoglobine Snel contraheren
Meer bloedvaten (capillairen) Redelijk explosief Snel moe
Veel mitochondriën Redelijk langdurig
Anaeroob
Langdurig Bewegen bij veel energiesysteem
Aeroob duurtraining naar
,HC sportvoeding week 1 t/m 7
Blok 1 schooljaar ‘22/23
Bijna niet te vermoeien type 1 en afhankelijk Kipfilet
Niet veel explosiviteit van krachttraining
richting type b.
Glucose altijd
pyrudruivenzuur
Niet genoeg zuurstof
Wel genoeg zuurstof
citroenzuurcyclus in
Anaerobe a-lactische energiesysteem/fosfaat (tot 15 sec)
CrP Creatinefosfaat CR + P creatine + fosfaat
ATP ADP + P
Anaeroob lactisch energiesysteem; (15 sec-1,5 min)
Glucose pyruvaat of lactaat (H+ ionen zorgen voor verzuring)
Recyclen ATP of Crp
Aeroob systeem
Zuurstof
De man met de hamer – geen glucose en
koolhydraten meer over naar vetoxidatie
Vetten kun je verbranden maar daarvoor is zuurstof
nodig
Als je goed getraind ben kan je tot een hogere
intensiteit gebruik maken van het aerobe energiesysteem.
Phospho - fosfaat
Glycolysis – anaeroob lactisch
Oxidative -aeroob
,HC sportvoeding week 1 t/m 7
Blok 1 schooljaar ‘22/23
Hoorcollege 2
Acute aanpassingen op Chronische aanpassingen op duurtraining
Perifeer Centraal
Hart en longen Bloed, bloedvaten, spieren Hart en longen
Toename hartslag, AV (arterioveneus) is bij een SV (hoeveelheid bloed die het
zuurstofgebruik, duurgetrainde atleet groter (meer hart per slag in de
koolhydraten en vetten zuurstof uit het bloed om te gebruiken aorta/longslagader pompt)
verbranden energie voor spieren) In rust 70 ml, naar in rust
leveren na duurtraining 100 ml.
Ongetraind -bloed 5 l HFmax neemt weinig toe
Vaste bestanddelen (erytrocyten) 45-
50%
Beter getraind – totale hoeveelheid
bloed neemt toe, bloedplasma neemt
relatief meer toe dan erytrocyten
Viscociteit neemt af
Lagere rusthartslag, hoger
hartminuutvolume
Supercompensatie;
ROSI (ezelsbruggetje);
Overload – Als je volgens de
supercompensatie traint en bv.
Alleen maar hardloopt, dan kan dit
voor je spieren goed zijn, maar je
pezen hebben langer nodig om te herstellen, dus je bouwt misschien blessures op.
andere belasting trainen, fietsen bv.
Reversibiliteit -je hebt tot een bepaald punt getraind, spiermassa opgebouwd, je
stopt met trainen en je raakt al dat getrainde spiermassa kwijt.
Individualiteit – een trainingsprogramma op maat maken
Specificiteit – Datgene trainen dat je wilt verbeteren.
De wet van de verminderde meeropbrengst. Hoe langer je sport hoe moeilijker het wordt
om je prestatie omhoog te krijgen.
, HC sportvoeding week 1 t/m 7
Blok 1 schooljaar ‘22/23
Gegeven;
o 1 L O2-uptake equals approx. 4.85 kcal (Cal)
• Power is expressed as Watts
• For 1 Watt approx. 12 ml O2-uptake is needed
Beginnen met duurtraining; minimaal 60% VO2 max en een minimale duur 20-30 min
trainingssessie
(Ben je al op een heel hoog niveau, dan moet je meer investeren)
Gepolariseerd trainen
- 80-85% van alle trainingen die gebeuren op 60% van de Vo2max
- 10-15% gebeurt boven de 80% van de VO2max.
Extensieve intervaltraining – rust langer dan het interval
Intensieve intervaltraining – interval langer dan rust tussen de intervallen
VO2max
Maximale hoeveelheid zuurstof die iemand kan opnemen – des te meer koolhydraten en
vetten je kan verbranden en meer ATP kan verbranden – betere prestatieniveau
VO2max= CO x AVO2
Hartminuutvolume (cardiac output) arteriovenous zuurstofverschil
Hoe hoger de VO2max hoe hoger de energie
RQ (respiratoire quotient)
Co2 : O2 (hoeveel zuurstof iemand opneemt en hoeveel CO2 je produceert.)
Inspanning plegen
RQ;
Koolhydraten 1,0 het verschil van deze 2 is 0,3