Gehoor tentamen 30 maart 2016, Logopedie blok C
De student kent de volgende termen t.a.v audiometrie:
Begrip Uitleg
Drempelaudiometrie Hetzelfde als toonaudiometrie. Door middel van het
aanbieden van tonen aan de cliënt van 500, 1000, 2000, 4000
en soms nog 8000 en 125 Hz, wordt er een bepaald resultaat
in het toonaudiogram getekend.
Toonaudiogram
Luchtgeleidingsdrempel De hoordrempel gemeten via de luchtgeleiding. (Koptelefoon)
Beengeleidingsdrempel De hoordrempel gemeten via de beengeleiding: beengeleider
Overhoren Soms hoort het contralaterale oor mee terwijl je de functie van
het ipsilaterale oor wil meten. Je biedt daarom ruis aan, aan
het oor dat niet mee kan luisteren zodat er geen sprake is van
overhoren. Dat oor met ruis ga je dan maskeren:
Maskeren Het ongevoelig maken van een oor voor een signaalgeluid
door het te belasten met ruis.
Air-bone gap Het gebied in het toonaudiogram tussen de
luchtgeleidingsdrempel en beengeleidingsdrempel.
Geleidingsverlies Slechthorendheid door niet goede geleiding van het geluid
naar het binnenoor.
Perceptief verlies (Waarnemingsverlies): als het binnenoor zelf niet goed
functioneert.
Lateralisatie Het aangeven aan welke kant de cliënt het geluid in het hoofd
hoort, in het midden, links, of rechts. Als het antwoord
bijvoorbeeld rechts is, wordt het geluid gelateraliseerd naar
rechts.
Cochleair verlies Perceptief verlies, probleem pathologie in de cochlea
Retrocochleair verlies Perceptief verlies, probleem pathologie in de 'hogere
gehoorcentra' (alles achter de cochlea)
– Het spraakaudiogram komt hierbij in een boogje naar
beneden: Aard- gehoorzenuw.
Gemengd verlies Zowel een stoornis in de overdracht (geleiding) als in de
verwerking van geluid. Dus geleidingsverlies en perceptief
gehoorverlies samen wordt gemengd gehoorverlies genoemd.
,Functioneel gehoorverlies Een gehoorverlies dat ervaren wordt zonder objectiveerbare
afwijking van het gehoororgaan. De onderzoeker kan met
onderzoek geen verlies aantonen terwijl de cliënt toch een
gehoorverlies heeft. Dan heeft het een andere oorzaak.
Bijvoorbeeld:
– Psychische of emotionele oorzaak
– Psychogene oorzaak = centrale dyacusis: stoornis in het
verwerken van geluidsimpulsen in de hersenschors.
Onaangename luidheidsdrempel Er worden hierbij steeds sterkere tonen aangeboden, tot het
als onaangenaam luid wordt ervaren. Bij de verschillende
frequenties kan deze onaangename luidheid verschillen.
Spraakaudiogram Methode voor het meten van het kunnen onderscheiden van
spraakklanken in een stille situatie. Spraakklanken worden
dus aangeboden bij de cliënt, steeds zachter. Het aantal
fonemen fout wordt afgetrokken van de 100%. Dit wordt de
verstaanbaarheidsscore genoemd. Dit percentage wordt bij
de verschillende luidheidssterktes ingetekend in het
spraakaudiogram.
Spondeeën Woorden bestaande uit twee lettergrepen.
PB-lijsten (Phonetically Balanced) Phonetisch gebalanceerde woordlijst voor spraakaudiometrie.
SRT (Speech Reception Threshold) Signaalintensiteit van de 50% score in genormeerde ruis of
stilte.
Roll-over Bij spraakaudiometrie: Dit is een discriminatiecurve met een
heuvelvorm: bij grotere spraaksterkten neemt het
woordverstaan weer af. (Zie hieronder nummer D). Ook wel
'regressie' genoemd of helmvormige curve.
Helmvormige curve Zie Roll-over
,Recruitment Abnormaal snelle luidheidstoename bij toenemende intensiteit
van een geluid.
Dit is meestal het gevolg van schade aan de buitenste
haarcellen van het orgaan van Corti. Hierdoor wordt de
respons passief: onderbroken lijn hier beneden. Dit uit zich in
hogere hoordrempels en in een versneld als luid waarnemen
van sterkere bovendrempelige geluiden: ('recruitment').
Regressie Zie Roll-over
Discriminatieverlies Bij een spraakaudiogram:
Het kan zijn dat hoe hard het geluid ook wordt aangeboden,
iemand nooit 100% van de aangeboden woorden kan
verstaan (zie de derde lijn die begint bij 60 dB). In dit geval
kan iemand maximaal 70% verstaan. Het verschil (100% -
70%= 30%) wordt het discriminatieverlies genoemd.
, De student beschrijft de functies en eigenschappen van de verschillende onderdelen van het oor en
auditieve systeem en koppelt daarbij de beschreven functie aan het juiste onderdeel:
– Uitwendig oor:
– Oorschelp: versterking, lokalisatie
– Gehoorgang: bescherming, resonantie
– Het middenoor:
– Transformatiefunctie: opvang van geluid en versterking (trommelvlies en gehoorbeentjesketen)
– Bescherming tegen harde geluiden/ stapediusreflex (middenoorspiertjes)
– Beluchting en drainage middenoor (buis van Eustachius)
– Het binnenoor
– Omzetten trillingen in elektrisch signaaltransport
– Frequentieanalyse: macromechanica (IHC)
– Micromechanica
– Centraal auditief systeem
– Lokalisatie, signaal-/ruisverhouding, L-R integratie, reflexen
1) Het uitwendig oor. Bestaat uit:
• De oorschelp. Functie: versterking en lokalisatie
• De gehoorgang. Functie: bescherming, zorgen voor resonantie
2) Het middenoor. Bestaat uit:
• Trommelvlies en gehoorbeentjesketen. Functie: transformatiefunctie = het opvangen van geluid
en het versterken.
• Middenoorspieren. Functie: bescherming tegen harde geluiden, stapediusreflex
= De stapediusreflex is een reflex van het oor waarbij de musculus stapedius: een spier die aan
de stijgbeugel in het middenoor zit, aanspant bij hard geluid op het trommelvlies waarmee
gehoorschade wordt voorkomen
• Buis van Eustachius. Functie: beluchting en drainage (afvoering van water) middenoor
3) Het binnenoor. Functies:
• Het uitvoeren van een frequentie analyse d.m.v. de macromechanica (IHC) van het basilaire
membraan
• Het tot stand brengen van een buitengewoon grote gevoeligheid voor geluid en een enorm grote
frequentieselectiviteit d.m.v. de micromechanica (OHC) van de buitenste haarcellen.
Micromechanica: microscopische bewegingen binnen het binnenoor.
• Het omzetten van de mechanische trillingen in elektrische zenuwsignalen, voornamelijk door de
binnenste haarcellen.
• Centraal auditief systeem
◦ Lokalisatie, signaal-/ruisverhouding, L-R integratie, reflexen
De student kent de volgende termen t.a.v audiometrie:
Begrip Uitleg
Drempelaudiometrie Hetzelfde als toonaudiometrie. Door middel van het
aanbieden van tonen aan de cliënt van 500, 1000, 2000, 4000
en soms nog 8000 en 125 Hz, wordt er een bepaald resultaat
in het toonaudiogram getekend.
Toonaudiogram
Luchtgeleidingsdrempel De hoordrempel gemeten via de luchtgeleiding. (Koptelefoon)
Beengeleidingsdrempel De hoordrempel gemeten via de beengeleiding: beengeleider
Overhoren Soms hoort het contralaterale oor mee terwijl je de functie van
het ipsilaterale oor wil meten. Je biedt daarom ruis aan, aan
het oor dat niet mee kan luisteren zodat er geen sprake is van
overhoren. Dat oor met ruis ga je dan maskeren:
Maskeren Het ongevoelig maken van een oor voor een signaalgeluid
door het te belasten met ruis.
Air-bone gap Het gebied in het toonaudiogram tussen de
luchtgeleidingsdrempel en beengeleidingsdrempel.
Geleidingsverlies Slechthorendheid door niet goede geleiding van het geluid
naar het binnenoor.
Perceptief verlies (Waarnemingsverlies): als het binnenoor zelf niet goed
functioneert.
Lateralisatie Het aangeven aan welke kant de cliënt het geluid in het hoofd
hoort, in het midden, links, of rechts. Als het antwoord
bijvoorbeeld rechts is, wordt het geluid gelateraliseerd naar
rechts.
Cochleair verlies Perceptief verlies, probleem pathologie in de cochlea
Retrocochleair verlies Perceptief verlies, probleem pathologie in de 'hogere
gehoorcentra' (alles achter de cochlea)
– Het spraakaudiogram komt hierbij in een boogje naar
beneden: Aard- gehoorzenuw.
Gemengd verlies Zowel een stoornis in de overdracht (geleiding) als in de
verwerking van geluid. Dus geleidingsverlies en perceptief
gehoorverlies samen wordt gemengd gehoorverlies genoemd.
,Functioneel gehoorverlies Een gehoorverlies dat ervaren wordt zonder objectiveerbare
afwijking van het gehoororgaan. De onderzoeker kan met
onderzoek geen verlies aantonen terwijl de cliënt toch een
gehoorverlies heeft. Dan heeft het een andere oorzaak.
Bijvoorbeeld:
– Psychische of emotionele oorzaak
– Psychogene oorzaak = centrale dyacusis: stoornis in het
verwerken van geluidsimpulsen in de hersenschors.
Onaangename luidheidsdrempel Er worden hierbij steeds sterkere tonen aangeboden, tot het
als onaangenaam luid wordt ervaren. Bij de verschillende
frequenties kan deze onaangename luidheid verschillen.
Spraakaudiogram Methode voor het meten van het kunnen onderscheiden van
spraakklanken in een stille situatie. Spraakklanken worden
dus aangeboden bij de cliënt, steeds zachter. Het aantal
fonemen fout wordt afgetrokken van de 100%. Dit wordt de
verstaanbaarheidsscore genoemd. Dit percentage wordt bij
de verschillende luidheidssterktes ingetekend in het
spraakaudiogram.
Spondeeën Woorden bestaande uit twee lettergrepen.
PB-lijsten (Phonetically Balanced) Phonetisch gebalanceerde woordlijst voor spraakaudiometrie.
SRT (Speech Reception Threshold) Signaalintensiteit van de 50% score in genormeerde ruis of
stilte.
Roll-over Bij spraakaudiometrie: Dit is een discriminatiecurve met een
heuvelvorm: bij grotere spraaksterkten neemt het
woordverstaan weer af. (Zie hieronder nummer D). Ook wel
'regressie' genoemd of helmvormige curve.
Helmvormige curve Zie Roll-over
,Recruitment Abnormaal snelle luidheidstoename bij toenemende intensiteit
van een geluid.
Dit is meestal het gevolg van schade aan de buitenste
haarcellen van het orgaan van Corti. Hierdoor wordt de
respons passief: onderbroken lijn hier beneden. Dit uit zich in
hogere hoordrempels en in een versneld als luid waarnemen
van sterkere bovendrempelige geluiden: ('recruitment').
Regressie Zie Roll-over
Discriminatieverlies Bij een spraakaudiogram:
Het kan zijn dat hoe hard het geluid ook wordt aangeboden,
iemand nooit 100% van de aangeboden woorden kan
verstaan (zie de derde lijn die begint bij 60 dB). In dit geval
kan iemand maximaal 70% verstaan. Het verschil (100% -
70%= 30%) wordt het discriminatieverlies genoemd.
, De student beschrijft de functies en eigenschappen van de verschillende onderdelen van het oor en
auditieve systeem en koppelt daarbij de beschreven functie aan het juiste onderdeel:
– Uitwendig oor:
– Oorschelp: versterking, lokalisatie
– Gehoorgang: bescherming, resonantie
– Het middenoor:
– Transformatiefunctie: opvang van geluid en versterking (trommelvlies en gehoorbeentjesketen)
– Bescherming tegen harde geluiden/ stapediusreflex (middenoorspiertjes)
– Beluchting en drainage middenoor (buis van Eustachius)
– Het binnenoor
– Omzetten trillingen in elektrisch signaaltransport
– Frequentieanalyse: macromechanica (IHC)
– Micromechanica
– Centraal auditief systeem
– Lokalisatie, signaal-/ruisverhouding, L-R integratie, reflexen
1) Het uitwendig oor. Bestaat uit:
• De oorschelp. Functie: versterking en lokalisatie
• De gehoorgang. Functie: bescherming, zorgen voor resonantie
2) Het middenoor. Bestaat uit:
• Trommelvlies en gehoorbeentjesketen. Functie: transformatiefunctie = het opvangen van geluid
en het versterken.
• Middenoorspieren. Functie: bescherming tegen harde geluiden, stapediusreflex
= De stapediusreflex is een reflex van het oor waarbij de musculus stapedius: een spier die aan
de stijgbeugel in het middenoor zit, aanspant bij hard geluid op het trommelvlies waarmee
gehoorschade wordt voorkomen
• Buis van Eustachius. Functie: beluchting en drainage (afvoering van water) middenoor
3) Het binnenoor. Functies:
• Het uitvoeren van een frequentie analyse d.m.v. de macromechanica (IHC) van het basilaire
membraan
• Het tot stand brengen van een buitengewoon grote gevoeligheid voor geluid en een enorm grote
frequentieselectiviteit d.m.v. de micromechanica (OHC) van de buitenste haarcellen.
Micromechanica: microscopische bewegingen binnen het binnenoor.
• Het omzetten van de mechanische trillingen in elektrische zenuwsignalen, voornamelijk door de
binnenste haarcellen.
• Centraal auditief systeem
◦ Lokalisatie, signaal-/ruisverhouding, L-R integratie, reflexen
