Uitwerkingen BIAZ-circulatie
Inhoud
Circulatiestoornissen..............................................................................................................................2
Embryologie van het hart...................................................................................................................2
Anatomie van het hart........................................................................................................................4
Grote en kleine circulatie....................................................................................................................7
Hemodynamische drukken.................................................................................................................8
Frank Starling......................................................................................................................................9
Decompensatio cordis........................................................................................................................9
Angina pectoris.................................................................................................................................12
Hartinfarct........................................................................................................................................15
Maatregelen bij verdenking hartinfarct............................................................................................16
Postmyocardinfarctsyndroom..........................................................................................................16
Shock en sepsis.....................................................................................................................................17
Herkennen vitaal bedreigde patiënt.................................................................................................17
Shock algemeen................................................................................................................................17
Hypovolemische shock.....................................................................................................................20
Obstructieve shock...........................................................................................................................22
Distributieve shock...........................................................................................................................23
Cardiogene shock.............................................................................................................................24
Stolling..................................................................................................................................................26
Bloedstolling.....................................................................................................................................26
Bloedtransfusie.................................................................................................................................31
Inleiding ritme......................................................................................................................................33
Geleidingssysteem............................................................................................................................33
Stappenplan ritmestrook..................................................................................................................34
Maken van een ECG..........................................................................................................................35
Driehoek van Einthoven................................................................................................................35
ECG papier, QRS-complex en bepalen van de frequentie.................................................................36
Vocht en elektrolyten...........................................................................................................................38
Vocht en elektrolyten.......................................................................................................................38
Watermassa..................................................................................................................................38
Osmolariteit..................................................................................................................................39
Diffusie en osmose.......................................................................................................................39
1
, Elektrolyten..................................................................................................................................40
Verstoring in de elektrolytenbalans..............................................................................................40
Homeostase......................................................................................................................................40
Afweer en temperatuurregulatie..........................................................................................................41
Circulatiestoornissen
Embryologie van het hart
Embryologie: aanleg van het hart tijdens de zwangerschap.
2
,Embryogenese: ontstaan van het embryo door het samensmelten van de ei- en zaadcel.
Zygote: bevruchte eicel, zit in de eileider op weg naar de baarmoeder. Deelt zich na 24 uur
(klievingsdeling).
Morula: 16-delig bolletje, na drie klievingdelingen. Cellen gaan embryo vormen.
Blastula: Embryo is een met vocht gevuld blaasje. Na 4 dagen.
Gastrulatie: gastrula wordt gevormd (eenlaagse blastocyten worden gereorganiseerd in een
meerlaagse structuur). Basisvormen worden opgezet.
Organogenese: 3e en 4e zwangerschapsweek. Vorm en functie van organen worden
vastgelegd. Meest kwetsbare periode van het embryo waar aangeboren afwijkingen kunnen
ontstaan.
Klievingsdeling: moedercel deelt zich in 2 half zo kleine dochtercellen.
Drie kiemlagen zygote:
Ectoderm: buitenste kiemblad, neurale buis wordt gevormd, basis voor laterale zenuwstelsel.
Vorming van huid, bindweefsels, oren en ogen.
Mesoderm: middelste kiemblad, somieten worden gevormd. Dit worden later spieren,
gewrichten, nieren, beenderen en het circulatiestelsel.
Endoderm: binnenste kiemblad. Longen, blaas en spijsverteringsstelsel worden gevormd.
Eerste maand:
Hart vormt zich op dag 16. Eerst enkele buis, bij week 6 tot 8 uiteindelijke vorm met kleppen. Hart
begint op dag 24 te kloppen en harttonen zijn in week 10-12 te horen.
Tweede maand:
Hart en grote vaten ontwikkelen flink in de tweede maand. Endocardkussens worden gevormd, deze
ontwikkelen samen het linker en rechter atrioventriculaire kanaal. Het septum wat de atria van
elkaar scheidt ontwikkeld: het septum primum en het septum secundum. Verstoringen kunnen
leiden tot septumdefecten.
Circulatie:
In week 5 stroomt er bloed door het hart via een continue buis. Later wordt het aortico pulmonale
septum gevormd. Deze scheidt de kleine en grote circulatie.
3
, Septum primum: halvemaanvormig stukje weefsel, dat de eerste scheiding tussen linker en
rechterboezem gaat vormen.
Septum secendum: vormt zich rechts van het septum primum. Dikke, uit spierweefsel opgebouwde
structuur, halvemaanvormige structuur.
Foramen ovale: opening in het tussenschot tussen de atria.
Ductus arteriosus: verbinding tussen de arteria pulmonalis en de aorta.
Foetale circulatie:
Longen ontplooien bij geboorte. Hierdoor stroomt er in de baarmoeder nog geen bloed door de
longen. Hierom stroomt het bloed direct van de rechter- naar linkeratrium via het foramen ovale.
Bloed dat toch in de arteria pulmonalis terecht komt, kan de aorta in door het truncus arteriosus.
Placenta:
Speelt een grote rol bij de zuurstof- en voedingsvoorziening van de foetus. Moederlijk deel van de
placenta bestaat uit goed doorbloed slijmvlies met een hoge concentratie zuurstof en
voedingsstoffen. Het kinderlijk deel van de placenta bestaat uit twee navelstrengslagaders en een
navelstrengader, deze vertakken zich in kleinere vaten die in de placenta van de moeder liggen.
Na de geboorte:
Longen ontplooien zich. Circulatie wordt hierop aangepast. Foramen ovale en de ductus arteriosus
zijn niet meer nodig en sluiten.
Stoornissen die kunnen ontstaan: weten voor toets
Truncus arteriosus (ductus van botalli): aortico pulmonale septum ontwikkelt zich niet. Aorta
en arteria pulmonalis zijn 1 groot vat.
Ventrikelseptumdefect (VSD): het interventriculaire septum scheidt de rechter en de
linkerventrikel. Wanneer dit niet goed ontwikkeld en openblijft ontstaat een
ventrikelseptumdefect.
Atriumseptumdefect (ASD): er zit bij de geboorte een gat in het tussenschot van de atria,
hierdoor stroomt er bloed van de ene naar de andere kant.
Transpositie van de grote vaten: eerst is het hart één buis. Deze gaan draaien om elkaar
heen, zodat een kleine en grote circulatie wordt gevormd. Bij transpositie treedt de draaiing
niet of niet goed op.
Anatomie van het hart
Anatomie
4
Inhoud
Circulatiestoornissen..............................................................................................................................2
Embryologie van het hart...................................................................................................................2
Anatomie van het hart........................................................................................................................4
Grote en kleine circulatie....................................................................................................................7
Hemodynamische drukken.................................................................................................................8
Frank Starling......................................................................................................................................9
Decompensatio cordis........................................................................................................................9
Angina pectoris.................................................................................................................................12
Hartinfarct........................................................................................................................................15
Maatregelen bij verdenking hartinfarct............................................................................................16
Postmyocardinfarctsyndroom..........................................................................................................16
Shock en sepsis.....................................................................................................................................17
Herkennen vitaal bedreigde patiënt.................................................................................................17
Shock algemeen................................................................................................................................17
Hypovolemische shock.....................................................................................................................20
Obstructieve shock...........................................................................................................................22
Distributieve shock...........................................................................................................................23
Cardiogene shock.............................................................................................................................24
Stolling..................................................................................................................................................26
Bloedstolling.....................................................................................................................................26
Bloedtransfusie.................................................................................................................................31
Inleiding ritme......................................................................................................................................33
Geleidingssysteem............................................................................................................................33
Stappenplan ritmestrook..................................................................................................................34
Maken van een ECG..........................................................................................................................35
Driehoek van Einthoven................................................................................................................35
ECG papier, QRS-complex en bepalen van de frequentie.................................................................36
Vocht en elektrolyten...........................................................................................................................38
Vocht en elektrolyten.......................................................................................................................38
Watermassa..................................................................................................................................38
Osmolariteit..................................................................................................................................39
Diffusie en osmose.......................................................................................................................39
1
, Elektrolyten..................................................................................................................................40
Verstoring in de elektrolytenbalans..............................................................................................40
Homeostase......................................................................................................................................40
Afweer en temperatuurregulatie..........................................................................................................41
Circulatiestoornissen
Embryologie van het hart
Embryologie: aanleg van het hart tijdens de zwangerschap.
2
,Embryogenese: ontstaan van het embryo door het samensmelten van de ei- en zaadcel.
Zygote: bevruchte eicel, zit in de eileider op weg naar de baarmoeder. Deelt zich na 24 uur
(klievingsdeling).
Morula: 16-delig bolletje, na drie klievingdelingen. Cellen gaan embryo vormen.
Blastula: Embryo is een met vocht gevuld blaasje. Na 4 dagen.
Gastrulatie: gastrula wordt gevormd (eenlaagse blastocyten worden gereorganiseerd in een
meerlaagse structuur). Basisvormen worden opgezet.
Organogenese: 3e en 4e zwangerschapsweek. Vorm en functie van organen worden
vastgelegd. Meest kwetsbare periode van het embryo waar aangeboren afwijkingen kunnen
ontstaan.
Klievingsdeling: moedercel deelt zich in 2 half zo kleine dochtercellen.
Drie kiemlagen zygote:
Ectoderm: buitenste kiemblad, neurale buis wordt gevormd, basis voor laterale zenuwstelsel.
Vorming van huid, bindweefsels, oren en ogen.
Mesoderm: middelste kiemblad, somieten worden gevormd. Dit worden later spieren,
gewrichten, nieren, beenderen en het circulatiestelsel.
Endoderm: binnenste kiemblad. Longen, blaas en spijsverteringsstelsel worden gevormd.
Eerste maand:
Hart vormt zich op dag 16. Eerst enkele buis, bij week 6 tot 8 uiteindelijke vorm met kleppen. Hart
begint op dag 24 te kloppen en harttonen zijn in week 10-12 te horen.
Tweede maand:
Hart en grote vaten ontwikkelen flink in de tweede maand. Endocardkussens worden gevormd, deze
ontwikkelen samen het linker en rechter atrioventriculaire kanaal. Het septum wat de atria van
elkaar scheidt ontwikkeld: het septum primum en het septum secundum. Verstoringen kunnen
leiden tot septumdefecten.
Circulatie:
In week 5 stroomt er bloed door het hart via een continue buis. Later wordt het aortico pulmonale
septum gevormd. Deze scheidt de kleine en grote circulatie.
3
, Septum primum: halvemaanvormig stukje weefsel, dat de eerste scheiding tussen linker en
rechterboezem gaat vormen.
Septum secendum: vormt zich rechts van het septum primum. Dikke, uit spierweefsel opgebouwde
structuur, halvemaanvormige structuur.
Foramen ovale: opening in het tussenschot tussen de atria.
Ductus arteriosus: verbinding tussen de arteria pulmonalis en de aorta.
Foetale circulatie:
Longen ontplooien bij geboorte. Hierdoor stroomt er in de baarmoeder nog geen bloed door de
longen. Hierom stroomt het bloed direct van de rechter- naar linkeratrium via het foramen ovale.
Bloed dat toch in de arteria pulmonalis terecht komt, kan de aorta in door het truncus arteriosus.
Placenta:
Speelt een grote rol bij de zuurstof- en voedingsvoorziening van de foetus. Moederlijk deel van de
placenta bestaat uit goed doorbloed slijmvlies met een hoge concentratie zuurstof en
voedingsstoffen. Het kinderlijk deel van de placenta bestaat uit twee navelstrengslagaders en een
navelstrengader, deze vertakken zich in kleinere vaten die in de placenta van de moeder liggen.
Na de geboorte:
Longen ontplooien zich. Circulatie wordt hierop aangepast. Foramen ovale en de ductus arteriosus
zijn niet meer nodig en sluiten.
Stoornissen die kunnen ontstaan: weten voor toets
Truncus arteriosus (ductus van botalli): aortico pulmonale septum ontwikkelt zich niet. Aorta
en arteria pulmonalis zijn 1 groot vat.
Ventrikelseptumdefect (VSD): het interventriculaire septum scheidt de rechter en de
linkerventrikel. Wanneer dit niet goed ontwikkeld en openblijft ontstaat een
ventrikelseptumdefect.
Atriumseptumdefect (ASD): er zit bij de geboorte een gat in het tussenschot van de atria,
hierdoor stroomt er bloed van de ene naar de andere kant.
Transpositie van de grote vaten: eerst is het hart één buis. Deze gaan draaien om elkaar
heen, zodat een kleine en grote circulatie wordt gevormd. Bij transpositie treedt de draaiing
niet of niet goed op.
Anatomie van het hart
Anatomie
4
