3 Moleculaire stoffen
3.1 Stoffen en hun eigen- k Voeg bij het mengsel wat water. Het zout lost op, het
zand niet. Dit heet extraheren, water is het extractie-
schappen middel. Vervolgens ga je filtreren. Het zand is het
residu, het zout is (opgelost in water) het filtraat.
Vervolgens ga je het filtraat indampen, het water
B 1 verdampt en het zout blijft achter.
a Een zuivere stof, in gedestilleerd water bevindt zich l Bij extraheren maak je gebruik van het verschil in
maar één soort stof. oplosbaarheid. Bij filtreren maak je gebruik van het
b Ja, gedestilleerd water is een zuivere stof, dus alle verschil in deeltjesgrootte. Bij indampen maak je
moleculen waaruit deze stof is opgebouwd zijn gelijk. gebruik van het verschil in kookpunt.
c Stoffen die goed oplossen in water worden hydrofiel
genoemd.
d Stoffen die niet goed oplossen in water worden
hydrofoob genoemd.
e Aangezien ethanol hydrofiel is en wasbenzine hydro-
foob, verwacht je dat deze stoffen niet in elkaar 6+
oplossen. De regel is: hydrofiele stoffen lossen op in
andere hydrofiele stoffen. Hydrofobe stoffen lossen
op in andere hydrofobe stoffen. Hydrofiele stoffen
lossen niet op in hydrofobe stoffen.
f De dichtheid is 0,998∙103 kg m3. Dus 998 g L1.
Er is 200 mL, dus 0,200 L. 3.1
liter 1,00 0,200
gram 998 x
998 g × 0,200 L
x = ______________
= 2,00∙102 g water
3.2 De bouw van stoffen
1,00 L
g De molaire massa van water is 18,02 g mol1.
A 2
gram 18,02 2,00∙102 Zie de tabel in figuur 3.2.
mol 1,00 x
formule groep geleiding in geleiding in
2,00∙102 g × 1,00 mol
x = ___________________
= 11,1 mol water vaste fase vloeibare fase
18,02 g
h K metalen + +
mol 1,00 11,1 Hg metalen + +
aantal deeltjes 6,022∙1023 x KF zouten – +
11,1 mol × 6,022∙10 23 C12H22O11 moleculaire – –
x = ___________________
= 6,68∙1024 watermoleculen
1,00 mol stoffen
i Zie figuur 3.1. S8 moleculaire – –
j Een koolstofatoom heeft vier elektronen in de stoffen
buitenste schil. Volgens de octetregel streeft het
C18H36O2 moleculaire – –
atoom naar acht elektronen in deze schil. Een kool-
stoffen
stofatoom komt dus nog vier elektronen te kort.
3.2
22 Hoofdstuk 3 © Noordhoff Uitgevers bv © Noo
Boek Chemie Overal Uitw 4 vwo.indb 22 17-12-12 16:28
, A 3
Koper is een metaal en is daarom goed in staat elektri-
sche stroom te geleiden. Pvc is een moleculaire stof
en geleidt dus niet. Daarom kun je het pvc-omhulsel
om de koperen bedrading aanraken zonder gevaar te
lopen een elektrische schok te krijgen. De stroom kan
13+
immers niet door het pvc-omhulsel heen. Ook porse-
lein en glas zijn moleculaire stoffen en kunnen dus
goed als isolator worden gebruikt.
A 4
a In beide roosters is sprake van regelmatig gerang-
schikte positieve ionen.
b In een metaalrooster bevinden zich vrije elektronen, 3.3
in een ionrooster bevinden zich regelmatig gerang-
schikte negatieve ionen. B 9
a CaCO3(s) → CaO(s) + CO2(g)
A 5 b Zie figuur 3.4.
a Een stof geleidt stroom als geladen deeltjes vrij kun- c De calciumionen onderling stoten elkaar af, de oxi-
nen bewegen. In een vast zout hebben de ionen de-ionen onderling ook. De calciumionen en de oxi-
geen bewegingsvrijheid. In een vast metaal hebben de-ionen trekken elkaar aan.
de positieve ionen weliswaar geen bewegingsvrij- d Volgens het atoommodel van Bohr is de elektronen-
heid, maar de vrije elektronen wel. Zij zorgen dan verdeling voor een calciumatoom 2, 8, 8, 2. Dus
ook voor het ladingstransport, waardoor een metaal twee elektronen in de buitenste schil. Het calciumion
in de vaste fase wel elektrische stroom geleidt en zal een lading van 2+ hebben. De elektronenverde-
een zout niet. ling van het zuurstofatoom is 2, 6. Het atoom heeft
b In een vloeibaar zout verliezen de ionen de vaste nog twee elektronen in de buitenste schil nodig. De
plek in het rooster en kunnen ze bewegen. Hierdoor lading van het oxide-ion is 2-.
zijn er nu wel geladen deeltjes die vrij kunnen bewe-
gen. Er is dus ook geleiding van elektrische stroom.
c Elektrolyse is een ontledingsreactie (met elektrische
energie
stroom). Een metaal is een element en is daarom niet
te ontleden.
lage activeringsenergie
B 6 CaO + H2O
Nee, dit klopt niet. Alleen moleculaire stoffen bestaan
uit moleculen. Metalen bestaan uit positieve metaal-
Ca(OH)2
ionen omringd door negatieve elektronen en zouten
bestaan uit positieve en negatieve ionen.
B 7
Nee, gasvormige stoffen kunnen geen stroom gelei-
den. De afstand tussen de deeltjes waaruit de stof 3.4
bestaat is in de gasvormige fase te groot om de elek-
trische stroom door te kunnen geven. B 10
Bij verwarming van stoffen gaan de atomen van de
B 8 stof sneller trillen en afhankelijk van de wijze waarop
a Zie figuur 3.3. de atomen trillen kan er warmtetransport optreden.
b Het aluminiumatoom heeft drie valentie-elektronen, Maar metalen hebben ook vrije elektronen die niet
er bevinden zich namelijk drie elektronen in de bui- alleen lading, maar ook warmte kunnen transporteren.
tenste schil.
vers bv © Noordhoff Uitgevers bv Moleculaire stoffen 23
Boek Chemie Overal Uitw 4 vwo.indb 23 17-12-12 16:28
3.1 Stoffen en hun eigen- k Voeg bij het mengsel wat water. Het zout lost op, het
zand niet. Dit heet extraheren, water is het extractie-
schappen middel. Vervolgens ga je filtreren. Het zand is het
residu, het zout is (opgelost in water) het filtraat.
Vervolgens ga je het filtraat indampen, het water
B 1 verdampt en het zout blijft achter.
a Een zuivere stof, in gedestilleerd water bevindt zich l Bij extraheren maak je gebruik van het verschil in
maar één soort stof. oplosbaarheid. Bij filtreren maak je gebruik van het
b Ja, gedestilleerd water is een zuivere stof, dus alle verschil in deeltjesgrootte. Bij indampen maak je
moleculen waaruit deze stof is opgebouwd zijn gelijk. gebruik van het verschil in kookpunt.
c Stoffen die goed oplossen in water worden hydrofiel
genoemd.
d Stoffen die niet goed oplossen in water worden
hydrofoob genoemd.
e Aangezien ethanol hydrofiel is en wasbenzine hydro-
foob, verwacht je dat deze stoffen niet in elkaar 6+
oplossen. De regel is: hydrofiele stoffen lossen op in
andere hydrofiele stoffen. Hydrofobe stoffen lossen
op in andere hydrofobe stoffen. Hydrofiele stoffen
lossen niet op in hydrofobe stoffen.
f De dichtheid is 0,998∙103 kg m3. Dus 998 g L1.
Er is 200 mL, dus 0,200 L. 3.1
liter 1,00 0,200
gram 998 x
998 g × 0,200 L
x = ______________
= 2,00∙102 g water
3.2 De bouw van stoffen
1,00 L
g De molaire massa van water is 18,02 g mol1.
A 2
gram 18,02 2,00∙102 Zie de tabel in figuur 3.2.
mol 1,00 x
formule groep geleiding in geleiding in
2,00∙102 g × 1,00 mol
x = ___________________
= 11,1 mol water vaste fase vloeibare fase
18,02 g
h K metalen + +
mol 1,00 11,1 Hg metalen + +
aantal deeltjes 6,022∙1023 x KF zouten – +
11,1 mol × 6,022∙10 23 C12H22O11 moleculaire – –
x = ___________________
= 6,68∙1024 watermoleculen
1,00 mol stoffen
i Zie figuur 3.1. S8 moleculaire – –
j Een koolstofatoom heeft vier elektronen in de stoffen
buitenste schil. Volgens de octetregel streeft het
C18H36O2 moleculaire – –
atoom naar acht elektronen in deze schil. Een kool-
stoffen
stofatoom komt dus nog vier elektronen te kort.
3.2
22 Hoofdstuk 3 © Noordhoff Uitgevers bv © Noo
Boek Chemie Overal Uitw 4 vwo.indb 22 17-12-12 16:28
, A 3
Koper is een metaal en is daarom goed in staat elektri-
sche stroom te geleiden. Pvc is een moleculaire stof
en geleidt dus niet. Daarom kun je het pvc-omhulsel
om de koperen bedrading aanraken zonder gevaar te
lopen een elektrische schok te krijgen. De stroom kan
13+
immers niet door het pvc-omhulsel heen. Ook porse-
lein en glas zijn moleculaire stoffen en kunnen dus
goed als isolator worden gebruikt.
A 4
a In beide roosters is sprake van regelmatig gerang-
schikte positieve ionen.
b In een metaalrooster bevinden zich vrije elektronen, 3.3
in een ionrooster bevinden zich regelmatig gerang-
schikte negatieve ionen. B 9
a CaCO3(s) → CaO(s) + CO2(g)
A 5 b Zie figuur 3.4.
a Een stof geleidt stroom als geladen deeltjes vrij kun- c De calciumionen onderling stoten elkaar af, de oxi-
nen bewegen. In een vast zout hebben de ionen de-ionen onderling ook. De calciumionen en de oxi-
geen bewegingsvrijheid. In een vast metaal hebben de-ionen trekken elkaar aan.
de positieve ionen weliswaar geen bewegingsvrij- d Volgens het atoommodel van Bohr is de elektronen-
heid, maar de vrije elektronen wel. Zij zorgen dan verdeling voor een calciumatoom 2, 8, 8, 2. Dus
ook voor het ladingstransport, waardoor een metaal twee elektronen in de buitenste schil. Het calciumion
in de vaste fase wel elektrische stroom geleidt en zal een lading van 2+ hebben. De elektronenverde-
een zout niet. ling van het zuurstofatoom is 2, 6. Het atoom heeft
b In een vloeibaar zout verliezen de ionen de vaste nog twee elektronen in de buitenste schil nodig. De
plek in het rooster en kunnen ze bewegen. Hierdoor lading van het oxide-ion is 2-.
zijn er nu wel geladen deeltjes die vrij kunnen bewe-
gen. Er is dus ook geleiding van elektrische stroom.
c Elektrolyse is een ontledingsreactie (met elektrische
energie
stroom). Een metaal is een element en is daarom niet
te ontleden.
lage activeringsenergie
B 6 CaO + H2O
Nee, dit klopt niet. Alleen moleculaire stoffen bestaan
uit moleculen. Metalen bestaan uit positieve metaal-
Ca(OH)2
ionen omringd door negatieve elektronen en zouten
bestaan uit positieve en negatieve ionen.
B 7
Nee, gasvormige stoffen kunnen geen stroom gelei-
den. De afstand tussen de deeltjes waaruit de stof 3.4
bestaat is in de gasvormige fase te groot om de elek-
trische stroom door te kunnen geven. B 10
Bij verwarming van stoffen gaan de atomen van de
B 8 stof sneller trillen en afhankelijk van de wijze waarop
a Zie figuur 3.3. de atomen trillen kan er warmtetransport optreden.
b Het aluminiumatoom heeft drie valentie-elektronen, Maar metalen hebben ook vrije elektronen die niet
er bevinden zich namelijk drie elektronen in de bui- alleen lading, maar ook warmte kunnen transporteren.
tenste schil.
vers bv © Noordhoff Uitgevers bv Moleculaire stoffen 23
Boek Chemie Overal Uitw 4 vwo.indb 23 17-12-12 16:28