College 2: Internalizing problems (anxiety, depression)
Empirische classificatie van mentale stoornissen in kinderen is gebaseerd op symptomen of
gedragsvragenlijsten zoals de Child Behavior Checlist (CBCL). Achenbach (1966) identificeerde 2
clusters symptomen/broadband syndromen gebaseerd op factoranalyse.
Gedragsproblemen worden eerder als dimensionaal gezien als categorisch. Er is geen duidelijke grens
tussen typisch/atypisch, het is een continuüm.
Bij volwassenen is er hoge comorbiditeit tussen mentale stoornisdiagnoses. Hierdoor wordt het
lastiger om categorisch te classificeren. Om de onderliggende dimensies te identificeren wordt
factoranalyse gebruikt. De dimensionale benadering ziet stoornissen als extreme punten op een
continuüm van emotioneel- en gedragsfunctioneren.
Transdiagnostisch model (Beesdo-Baum, 2009): vooral getest in volwassenen. De applicatie hiervan
in adolescenten liet bewijs zien voor een 3-factor model van distress, angst en externaliseren.
Angststoornissen in kinderen
Anxiety: een complexe staat van psychologische distress die emotionele, gedragsmatige,
fysiologische en cognitieve reacties op bedreigende stimuli reflecteert.
Maladaptive anxiety: de intensiteit is uit proportie (dus i.p.v. slechts nerveus zijn voor een
presentatie een black-out hebben bij een presentatie), het is chronisch (dus i.p.v. zorgen
maken over een specifiek examen herhaaldelijk zorgen maken over dingen), en het limiteert
dagelijks functioneren (dus bijv. door de angst voor vliegen bepaalde kansen missen zoals op
vakantie gaan of vrienden zien). Adaptieve vs. maladaptieve anxiety ligt op een continuüm
gedurende de ontwikkeling.
Angst: gedragsmatige en fysiologische reactie op onmiddellijke bedreiging. Activeert de fight-
or-flight-respons.
Worry (zorgen maken): cognitieve reactie op bedreiging. Bereid ons voor op toekomstig
gevaar.
Anxiety is relevant om bepaalde ontwikkelingstaken te behalen, bijv. het opbouwen van vertrouwen
richting verzorgers vs. verlatingsangst. Het ontwikkelingstraject is afhankelijk van cognitieve,
emotionele en sociale ontwikkeling. Over het algemeen kan anxiety voordelig zijn, want het helpt
ook met onmiddellijke bedreigingen en het motiveert om op toekomstig gevaar voor te bereiden.
, Componenten van anxiety:
Fysiologisch zweten, snelle hartslag, ‘’vlinders in de buik’’
Gedrag ijsberen, friemelen, geïrriteerd zijn
Gedachtes zorgen maken
De prevalentie van angststoornissen is 20% in kinderen en adolescenten. Ongeveer 25-30% v/d
kinderen met een specifieke angststoornis liet 10 jaar later dezelfde stoornis zien (homotypic
continuity). Ongeveer 70% v/d kinderen met een angststoornis voldeden 10 jaar later aan de criteria
voor een andere angst- of stemmingsstoornis (heterotypic continuity).
De ontwikkelingscourse verschilt per angststoornis;
Vroege en midden-kindertijd verlatingsangst, selectief mutisme, specifieke fobie, sociale
angststoornis
Late kindertijd en adolescentie gegeneraliseerde angststoornis gekarakteriseerd door
aanhoudende worry
Adolescentie paniekstoornis, agorafobie
Empirische classificatie van mentale stoornissen in kinderen is gebaseerd op symptomen of
gedragsvragenlijsten zoals de Child Behavior Checlist (CBCL). Achenbach (1966) identificeerde 2
clusters symptomen/broadband syndromen gebaseerd op factoranalyse.
Gedragsproblemen worden eerder als dimensionaal gezien als categorisch. Er is geen duidelijke grens
tussen typisch/atypisch, het is een continuüm.
Bij volwassenen is er hoge comorbiditeit tussen mentale stoornisdiagnoses. Hierdoor wordt het
lastiger om categorisch te classificeren. Om de onderliggende dimensies te identificeren wordt
factoranalyse gebruikt. De dimensionale benadering ziet stoornissen als extreme punten op een
continuüm van emotioneel- en gedragsfunctioneren.
Transdiagnostisch model (Beesdo-Baum, 2009): vooral getest in volwassenen. De applicatie hiervan
in adolescenten liet bewijs zien voor een 3-factor model van distress, angst en externaliseren.
Angststoornissen in kinderen
Anxiety: een complexe staat van psychologische distress die emotionele, gedragsmatige,
fysiologische en cognitieve reacties op bedreigende stimuli reflecteert.
Maladaptive anxiety: de intensiteit is uit proportie (dus i.p.v. slechts nerveus zijn voor een
presentatie een black-out hebben bij een presentatie), het is chronisch (dus i.p.v. zorgen
maken over een specifiek examen herhaaldelijk zorgen maken over dingen), en het limiteert
dagelijks functioneren (dus bijv. door de angst voor vliegen bepaalde kansen missen zoals op
vakantie gaan of vrienden zien). Adaptieve vs. maladaptieve anxiety ligt op een continuüm
gedurende de ontwikkeling.
Angst: gedragsmatige en fysiologische reactie op onmiddellijke bedreiging. Activeert de fight-
or-flight-respons.
Worry (zorgen maken): cognitieve reactie op bedreiging. Bereid ons voor op toekomstig
gevaar.
Anxiety is relevant om bepaalde ontwikkelingstaken te behalen, bijv. het opbouwen van vertrouwen
richting verzorgers vs. verlatingsangst. Het ontwikkelingstraject is afhankelijk van cognitieve,
emotionele en sociale ontwikkeling. Over het algemeen kan anxiety voordelig zijn, want het helpt
ook met onmiddellijke bedreigingen en het motiveert om op toekomstig gevaar voor te bereiden.
, Componenten van anxiety:
Fysiologisch zweten, snelle hartslag, ‘’vlinders in de buik’’
Gedrag ijsberen, friemelen, geïrriteerd zijn
Gedachtes zorgen maken
De prevalentie van angststoornissen is 20% in kinderen en adolescenten. Ongeveer 25-30% v/d
kinderen met een specifieke angststoornis liet 10 jaar later dezelfde stoornis zien (homotypic
continuity). Ongeveer 70% v/d kinderen met een angststoornis voldeden 10 jaar later aan de criteria
voor een andere angst- of stemmingsstoornis (heterotypic continuity).
De ontwikkelingscourse verschilt per angststoornis;
Vroege en midden-kindertijd verlatingsangst, selectief mutisme, specifieke fobie, sociale
angststoornis
Late kindertijd en adolescentie gegeneraliseerde angststoornis gekarakteriseerd door
aanhoudende worry
Adolescentie paniekstoornis, agorafobie