Motorisch leren Samenvatting
Theorie voor motorisch leren
Mensen ontwikkelen zich van een hulpeloze baby tot een goed
functionerende volwassene. Waarbij je motorisch steeds weer meer kan.
Denk bijvoorbeeld aan praten en autorijden tegelijk. Tussen
bewegingsmogelijkheden van een baby en een volwassene ligt een
ontwikkelingslijn. Deze ontwikkelingslijn heeft een bepaalde volgorde: Je
kan bijvoorbeeld pas lopen nadat je kan staan, en je kunt pas rennen als je
kant lopen. De motorische ontwikkeling kan helpen bij het beter
observeren en begrijpen van kinderen die zich ander of trager ontwikkelen
dan hun leeftijdgenootjes. Motorische ontwikkeling kan je op verschillende
manieren observeren:
a) Vaardigheidslijnen
b) De senso-motorische ontwikkeling van Ayres
c) Het (neurlogisch) ontwikkelingsmodel van Mesker
d) De ontwikkelinglijnen van Gesell
A) Vaardigheidslijnen Motorische ontwikkeling kan je op verschillende
manieren observeren. Kinderen bepalen hun eigen vaardigheden in
een bepaalde volgorde in een bepaald tempo eigen maken. Verder
is een matrix om meer vaardigheden aan te geven.
Bewegingssituaties die in de basisschool veel voorkomend zijn. We
kunnen de mactric afleiden of een kind voorwaarde een dergelijke
bewegingssituatie deel te nemen. Een voorbeeld is als een kind een
ballon niet kan vangen is het onmogelijk om met een bal over te
gooien.
B) De senso-motorische ontwikkeling van Ayres ‘Motoriek’kan
iedereen zich wat voorstellen, dat heeft te maken met bewegen.
Senso-motorische ontwikkeling zou kunnen zijn: Ontwikkeling van de
samenwerking van de zintuigen en de motoriek of de ontwikkeling
van interactie tussen zintuigen en het bewegingsapparaat.
Zintuigen geven informatie over de omgeving en de positie van je
lichaam. Een beweging is meestal een reactie op de informatie. Een
voorbeeld als je een hand hebt op een hete plaat denk je heet en
trek je , je hand weg. Er zijn vijf zintuiglijke systemen:
1. Het auditieve systeem
2. Het vestibulaire systeem
3. Het visuele systeem
4. Het proprioceptieve systeem
5. Het tactiele systeem
Auditieve Het geluid van de motor, andere weggebruikers, radio, etc.
Vestibulair Het rechtop zitten, in de bocht wat tegenhangen.
Visueel Letten op het verkeer en de snelheidsmeter
Theorie voor motorisch leren
Mensen ontwikkelen zich van een hulpeloze baby tot een goed
functionerende volwassene. Waarbij je motorisch steeds weer meer kan.
Denk bijvoorbeeld aan praten en autorijden tegelijk. Tussen
bewegingsmogelijkheden van een baby en een volwassene ligt een
ontwikkelingslijn. Deze ontwikkelingslijn heeft een bepaalde volgorde: Je
kan bijvoorbeeld pas lopen nadat je kan staan, en je kunt pas rennen als je
kant lopen. De motorische ontwikkeling kan helpen bij het beter
observeren en begrijpen van kinderen die zich ander of trager ontwikkelen
dan hun leeftijdgenootjes. Motorische ontwikkeling kan je op verschillende
manieren observeren:
a) Vaardigheidslijnen
b) De senso-motorische ontwikkeling van Ayres
c) Het (neurlogisch) ontwikkelingsmodel van Mesker
d) De ontwikkelinglijnen van Gesell
A) Vaardigheidslijnen Motorische ontwikkeling kan je op verschillende
manieren observeren. Kinderen bepalen hun eigen vaardigheden in
een bepaalde volgorde in een bepaald tempo eigen maken. Verder
is een matrix om meer vaardigheden aan te geven.
Bewegingssituaties die in de basisschool veel voorkomend zijn. We
kunnen de mactric afleiden of een kind voorwaarde een dergelijke
bewegingssituatie deel te nemen. Een voorbeeld is als een kind een
ballon niet kan vangen is het onmogelijk om met een bal over te
gooien.
B) De senso-motorische ontwikkeling van Ayres ‘Motoriek’kan
iedereen zich wat voorstellen, dat heeft te maken met bewegen.
Senso-motorische ontwikkeling zou kunnen zijn: Ontwikkeling van de
samenwerking van de zintuigen en de motoriek of de ontwikkeling
van interactie tussen zintuigen en het bewegingsapparaat.
Zintuigen geven informatie over de omgeving en de positie van je
lichaam. Een beweging is meestal een reactie op de informatie. Een
voorbeeld als je een hand hebt op een hete plaat denk je heet en
trek je , je hand weg. Er zijn vijf zintuiglijke systemen:
1. Het auditieve systeem
2. Het vestibulaire systeem
3. Het visuele systeem
4. Het proprioceptieve systeem
5. Het tactiele systeem
Auditieve Het geluid van de motor, andere weggebruikers, radio, etc.
Vestibulair Het rechtop zitten, in de bocht wat tegenhangen.
Visueel Letten op het verkeer en de snelheidsmeter