OG 2: Diversiteit
Leerdoel 1: Wat betekend sociale categorisatie?
= indrukken van onszelf en anderen, fundamentele eigenschap om dingen en situaties te
categoriseren. Mensen vormen een beeld van mensen die ze tegenkomen
Wanneer we indelen van mensen in sociale contacten, denken we in vakjes. Dit doen we om
orde aan te brengen (hoe we ons tegenover iemand gedragen, wat we van iemand
verwachten, veiligheid..)
zelfcategorisatie= manier om onszelf te beschrijven en het is een bron van zelfwaardering.
doel: ontwikkelen van positief zelfbeeld en behoren tot een succesvolle groep
onderscheid tussen in-groep en out-groep
Assimilatie= onderschatten van gelijkenissen binnen de eigen groep
Contrast= uitvergroten van verschillen
Cognitieve schema’s:
- schijnwerpers: we richten onze blik op wat we waarnemen.
- gatenvullers: ze geven informatie, over dingen die we niet rechtstreeks konden waarnemen.
- gedragswijzer: hoe je je tegenover iemand gedraagt
Sociale identiteitstheorie= groepslidmaatschap
- op bepaalde momenten sterker dan andere momenten
- ik wordt wij: individuele eigenschappen worden geminimaliseerd
Leerdoel 2: Stereotypering
= verzameling van eigenschappen over bepaalde groepen. Het bevat een kern van waarheid
maar wordt uitvergroot tot karikatuur (= een spottende, overdreven voorstelling van de
karaktertrekken van een persoon of zaak)
Negatieve stereotypering
- bevat voedingsbodem voor discriminatie
Positieve stereotypering
- positieve eigenschappen bevatten nog een negatief kantje
Leerdoel 3: Vooroordelen en discriminatie
Vooroordelen en discriminatie zijn latent aanwezig die geactiveerd kunnen raken in bepaalde
situaties.
Omzetting in vooroordelen en discriminerend gedrag:
Ongegronde meningen over groepen / individuen hebben een evaluatieve of affectieve
component, deze kunnen aanleiding geven tot een bewuste of onbewuste vorm van
discriminatie.
Automatische en gecontroleerde processen:
Komt bij iedereen voor zodra de omstandigheden het toestaan zowel bij de hoog/laag
bevooroordeelde sommige zijn in staat er bewust afstand van te doen en dit niet te laten
merken aan hun gedrag (= zelfcorrectie)
Leerdoel 4: Het ingaan tegen vooroordelen en discriminatie
Elke groep/individu heeft er belang aan om vooroordelen en discriminatie uit te bannen, dit
leidt tot maximale ontplooiing
Leerdoel 1: Wat betekend sociale categorisatie?
= indrukken van onszelf en anderen, fundamentele eigenschap om dingen en situaties te
categoriseren. Mensen vormen een beeld van mensen die ze tegenkomen
Wanneer we indelen van mensen in sociale contacten, denken we in vakjes. Dit doen we om
orde aan te brengen (hoe we ons tegenover iemand gedragen, wat we van iemand
verwachten, veiligheid..)
zelfcategorisatie= manier om onszelf te beschrijven en het is een bron van zelfwaardering.
doel: ontwikkelen van positief zelfbeeld en behoren tot een succesvolle groep
onderscheid tussen in-groep en out-groep
Assimilatie= onderschatten van gelijkenissen binnen de eigen groep
Contrast= uitvergroten van verschillen
Cognitieve schema’s:
- schijnwerpers: we richten onze blik op wat we waarnemen.
- gatenvullers: ze geven informatie, over dingen die we niet rechtstreeks konden waarnemen.
- gedragswijzer: hoe je je tegenover iemand gedraagt
Sociale identiteitstheorie= groepslidmaatschap
- op bepaalde momenten sterker dan andere momenten
- ik wordt wij: individuele eigenschappen worden geminimaliseerd
Leerdoel 2: Stereotypering
= verzameling van eigenschappen over bepaalde groepen. Het bevat een kern van waarheid
maar wordt uitvergroot tot karikatuur (= een spottende, overdreven voorstelling van de
karaktertrekken van een persoon of zaak)
Negatieve stereotypering
- bevat voedingsbodem voor discriminatie
Positieve stereotypering
- positieve eigenschappen bevatten nog een negatief kantje
Leerdoel 3: Vooroordelen en discriminatie
Vooroordelen en discriminatie zijn latent aanwezig die geactiveerd kunnen raken in bepaalde
situaties.
Omzetting in vooroordelen en discriminerend gedrag:
Ongegronde meningen over groepen / individuen hebben een evaluatieve of affectieve
component, deze kunnen aanleiding geven tot een bewuste of onbewuste vorm van
discriminatie.
Automatische en gecontroleerde processen:
Komt bij iedereen voor zodra de omstandigheden het toestaan zowel bij de hoog/laag
bevooroordeelde sommige zijn in staat er bewust afstand van te doen en dit niet te laten
merken aan hun gedrag (= zelfcorrectie)
Leerdoel 4: Het ingaan tegen vooroordelen en discriminatie
Elke groep/individu heeft er belang aan om vooroordelen en discriminatie uit te bannen, dit
leidt tot maximale ontplooiing