Samenvatting gezondheidsmanagement
Bewegingsstelsel
Onderdelen van het bewegingsapparaat: botten, gewrichten, spieren, pezen, banden,
hoeven, zenuwen.
,Spieren en pezen in het voorbeen:
In tegenstelling tot pezen zijn spieren goed doorbloed. Daarom kunnen blessures aan
spieren ook vrij vlot genezen. Peesblessures hebben veel tijd nodig om te herstellen
vanwege de geringe doorbloeding.
In het paardenbeen gaan de spieren boven de voorknie over in pezen. In het onderbeen
bevinden zich dus geen spieren maar pezen.
Deze afbeelding tonen de pezen die zich in het onderbeen van het paard bevinden:
Vrijwel elke spier van het bewegingsapparaat heeft een tegenspier (antagonist). Als de één
zich spant, ontspant de andere. De gespannen spier trekt samen en wordt kort en dik. De
ontspannen spier is dun en lang. Is dus de buigspier gespannen, dan zal de strekspier
moeten ontspannen. Op die manier kunnen de spieren aan de botten trekken en deze laten
bewegen.
Door de juiste training kunnen spieren en spiergroepen zich ontwikkelen en sterker worden.
Hierdoor worden ze minder gevoelig voor blessures. Door onjuiste of overmatige training
beschadigen spieren, waardoor ze minder goed werken.
,De hoefkatrol:
De diepe buigpees loopt over het straalbeen zoals een koord over een katrol en hecht zich
aan de achter-onderkant van het hoefbeen. Dit gedeelte wordt daarom de hoefkatrol
genoemd. Een tussenliggende slijmbeurs moet voor een soepele werking van de hoefkatrol
zorgen. Een slijmbeurs is een met vocht gevuld zakje.
Op sommige plaatsen heeft een slijmbeurs de vorm van een huls, waar de pees doorheen
loopt. Dan noemen we het een peesschede. Dat zie je hogerop bij het kootgewricht.
Sesambeentjes: een sesambeentje is een klein botje dat in een pees ligt. De functie van een
sesambeentje is om de pees op iets grotere afstand van het nabijgelegen gewricht te laten
schuiven zodat de hefboomwerking van het gewricht groter wordt.
Het achterbeen:
Spronggewicht ligt te hoogte van de voorknie.
Spanzaagmechanisme: paard beschikt over de mogelijkheid om staande te rusten: het paard
maakt gebruik van het spanzaagmechanisme; een passief sta-apparaat.
De achterbenen kunnen om beurten mechanisch worden ‘opgehangen’ of vastgezet om het
lichaamsgewicht met minimale spierinspanning te dragen. Door de voorste dijbeenspier aan
te spannen kan de knieschijf achter een kam op het dijbeen vastgehaakt worden. De
bewegingen van het knie- en spronggewicht zijn volledig van elkaar afhankelijk.
Is de knieschijf vastgezet, dan is beweging in het spronggewicht dus ook onmogelijk. Het
gewicht wordt nu door de botten gedragen en de pezige verbindingen fixeren deze
constructie. De enige spierkracht die nu nog nodig is, is de zijdelingse stabiliteit van het
standbeen.
, De hoef:
Naast een dragende functie heeft de hoornwand een beschermende en isolerende functie.
Ze beschermt het binnenste van de hoef tegen onderkoeling en tegen oververhitting.
1e = diepe buigpees
2e = slijmbeurs
De diepe buigpees glijdt bij iedere stap op en neer
over het straalbeen. Daarom ligt tussen de diepe
buigpees en het straalbeen een slijmbeurs om het
geleiden te vergemakkelijken.
1e = zoolkussen
Hoef moet enorme krachten kunnen opvangen. Een
schokdemper in de vorm van een elastische
zoolkussen ondersteunt de hoef hierbij.
De hoef is goed doorbloed. De doorbloeding van de
hoef zorgt voor de aanvoer van voedingsstoffen en
de afvoer van afvalstoffen.
Bewegingsstelsel
Onderdelen van het bewegingsapparaat: botten, gewrichten, spieren, pezen, banden,
hoeven, zenuwen.
,Spieren en pezen in het voorbeen:
In tegenstelling tot pezen zijn spieren goed doorbloed. Daarom kunnen blessures aan
spieren ook vrij vlot genezen. Peesblessures hebben veel tijd nodig om te herstellen
vanwege de geringe doorbloeding.
In het paardenbeen gaan de spieren boven de voorknie over in pezen. In het onderbeen
bevinden zich dus geen spieren maar pezen.
Deze afbeelding tonen de pezen die zich in het onderbeen van het paard bevinden:
Vrijwel elke spier van het bewegingsapparaat heeft een tegenspier (antagonist). Als de één
zich spant, ontspant de andere. De gespannen spier trekt samen en wordt kort en dik. De
ontspannen spier is dun en lang. Is dus de buigspier gespannen, dan zal de strekspier
moeten ontspannen. Op die manier kunnen de spieren aan de botten trekken en deze laten
bewegen.
Door de juiste training kunnen spieren en spiergroepen zich ontwikkelen en sterker worden.
Hierdoor worden ze minder gevoelig voor blessures. Door onjuiste of overmatige training
beschadigen spieren, waardoor ze minder goed werken.
,De hoefkatrol:
De diepe buigpees loopt over het straalbeen zoals een koord over een katrol en hecht zich
aan de achter-onderkant van het hoefbeen. Dit gedeelte wordt daarom de hoefkatrol
genoemd. Een tussenliggende slijmbeurs moet voor een soepele werking van de hoefkatrol
zorgen. Een slijmbeurs is een met vocht gevuld zakje.
Op sommige plaatsen heeft een slijmbeurs de vorm van een huls, waar de pees doorheen
loopt. Dan noemen we het een peesschede. Dat zie je hogerop bij het kootgewricht.
Sesambeentjes: een sesambeentje is een klein botje dat in een pees ligt. De functie van een
sesambeentje is om de pees op iets grotere afstand van het nabijgelegen gewricht te laten
schuiven zodat de hefboomwerking van het gewricht groter wordt.
Het achterbeen:
Spronggewicht ligt te hoogte van de voorknie.
Spanzaagmechanisme: paard beschikt over de mogelijkheid om staande te rusten: het paard
maakt gebruik van het spanzaagmechanisme; een passief sta-apparaat.
De achterbenen kunnen om beurten mechanisch worden ‘opgehangen’ of vastgezet om het
lichaamsgewicht met minimale spierinspanning te dragen. Door de voorste dijbeenspier aan
te spannen kan de knieschijf achter een kam op het dijbeen vastgehaakt worden. De
bewegingen van het knie- en spronggewicht zijn volledig van elkaar afhankelijk.
Is de knieschijf vastgezet, dan is beweging in het spronggewicht dus ook onmogelijk. Het
gewicht wordt nu door de botten gedragen en de pezige verbindingen fixeren deze
constructie. De enige spierkracht die nu nog nodig is, is de zijdelingse stabiliteit van het
standbeen.
, De hoef:
Naast een dragende functie heeft de hoornwand een beschermende en isolerende functie.
Ze beschermt het binnenste van de hoef tegen onderkoeling en tegen oververhitting.
1e = diepe buigpees
2e = slijmbeurs
De diepe buigpees glijdt bij iedere stap op en neer
over het straalbeen. Daarom ligt tussen de diepe
buigpees en het straalbeen een slijmbeurs om het
geleiden te vergemakkelijken.
1e = zoolkussen
Hoef moet enorme krachten kunnen opvangen. Een
schokdemper in de vorm van een elastische
zoolkussen ondersteunt de hoef hierbij.
De hoef is goed doorbloed. De doorbloeding van de
hoef zorgt voor de aanvoer van voedingsstoffen en
de afvoer van afvalstoffen.
