Scholte en Van der Ploeg maken onderscheid tussen veranderbare/dynamische en
onveranderbare/statische factoren. Volgens Scholte en Van der Ploeg komt probleemgedrag
voort uit constante interacties tussen risicovolle situaties in de leefomgeving, beïnvloed door
enerzijds traumatische gebeurtenissen en sociale steun en anderzijds de
persoonlijkheidskenmerken van het kind.
Ze beschrijven 4 niveaus waarop risicofactoren kunnen ontstaan die kunnen leiden tot
internaliserende of internaliserende gedragsproblemen:
1. Het gezinsniveau Gezinscommunicatie en persoonlijke problemen
2. Het schoolniveau Leerprestaties, relatieproblemen en een ineffectieve
onderwijsstijl
3. Het vrijetijdsniveau Hoe wordt de vrije tijd ingedeeld
4. Risicofactoren in de persoon 4 aspecten
1. Zelfhandhavingsstrategieën
2. Zelfbeeld
3. Zelfbeschikking
4. Zelfcontrole
Het meervoudig risicomodel helpt diverse risicofactoren op te sporen en verbanden
tussen de risicofactoren en protectieve factoren te leggen.
Intrapersoonlijk geheel
Verbanden leggen tussen persoon en omgeving
Verbanden tussen goed of niet goed en protectief of risico
(Constante interacties) Risicovolle situaties imaire, secundaire, tertiaire
leefomgeving.
Risico verhoogde persoonlijkheidsfactoren