HBO-V
4-6
Reflectie en ethiek
praktijkleren 3
Naam: Tom Immers
Opleiding: B Verpleegkunde
Studentnummer:
Groepscode: GVE-DUV-PLF
Praktijkleren: 3
Cursuscode: GVE-3.PL3-16
Afdeling:
Examinator:
Mentoren:
Aantal woorden: Maximaal 5500
- Onderdeel A: 1986
- Onderdeel B: 3220
- Onderdeel C: 282
,Inhoudsopgave
1. Onderdeel A, reflectieverslag.............................................................................................................2
1.1 Casusbeschrijving..........................................................................................................................2
1.2 Reflectiebijeenkomst....................................................................................................................3
1.2.1 Situatie beschrijven................................................................................................................3
1.2.2 Betekenis geven.....................................................................................................................3
1.2.3 Onderzoeken.........................................................................................................................3
1.2.4 Alternatieven.........................................................................................................................4
1.2.5 Verandering...........................................................................................................................4
1.3 Theorie.........................................................................................................................................5
1.4 Bespreking met mentor................................................................................................................5
2. Onderdeel B, Ethiek............................................................................................................................6
2.1 Oriëntatie.....................................................................................................................................6
2.1.1 Casus......................................................................................................................................6
2.1.3 Morele vraag..........................................................................................................................7
2.2 Analyse.........................................................................................................................................8
2.2.1 Betrokkenheid diverse partijen..............................................................................................8
2.2.2 Voor- en tegenargumenten...................................................................................................9
2.2.3 Verband tot professionele verantwoordelijkheden.............................................................11
2.3 Conclusie....................................................................................................................................11
2.3.1 Keuze in goed handelen binnen de organisatie...................................................................12
2.3.2 Strategie moreel probleem..................................................................................................12
2.3.3 Morele kwaliteiten...............................................................................................................14
3. Reflectie op de bijeenkomsten.........................................................................................................15
3.1 Functioneren..............................................................................................................................15
3.2 Sterke kanten..............................................................................................................................15
3.3 Aspecten ter ontwikkeling..........................................................................................................15
3.4 Persoonlijke ontwikkeling als verpleegkundige..........................................................................15
Literatuurlijst........................................................................................................................................16
Bijlage 1: Tweede reflectieverslag........................................................................................................18
, 1. Onderdeel A, reflectieverslag
1.1 Casusbeschrijving
Gedurende een dagdienst 28 februari droeg ik zorg voor drie patiënten. Mijn back-up was mijn
mentor, welke op dat moment ook de dagcoördinatie over de afdeling deed. Een vierde patiënt werd
als spoedopname aangemeld en ik deed deze opname. Het betrof een patiënt, welke een best
supportive care beleid had en meneer had op basis van botmetastasering een femurfractuur
gekregen. Meneer werd aangemeld voor een spoedoperatie. Echter gezien de patiënt ook een laag
hemoglobine gehalte in het bloed had, moest hij een bloedtransfusie krijgen nog voor de OK plaats
kon vinden.
Ik heb ervoor gekozen om de patiënt zelfstandig van de spoedeisende hulp op te halen. Mijn eerste
spoedopname vanaf de afdeling Orthopedie. Op een moment als deze weet ik niet goed of dit ook
sociaal wenselijk is betreffende mijn rol als leerling. Echter gezien de drukte op de afdeling heb ik
ervoor gekozen het zelfstandig te doen. Eenmaal terug op de afdeling werden de bloedproducten
besteld.
Wanneer ik de bloedproducten mocht ophalen begon opnieuw de twijfel of ik de transfusie
zelfstandig zou gaan uitvoeren of niet. Vaak hebben afdelingen hier, ondanks een UMC breed
protocol, ongeschreven regels over. Toch besloot ik om mijn mentor te vragen mee te kijken. Vanuit
mijn eigen afdeling ben ik gewend om bij bloedproducten eerst de infuuslijn op te vullen met bloed
met pompstand 1200ml/u tot een volume van twintig milliliter, zodat hierna direct de transfusie
gestart kan worden en niet het (donor)bloed eerst door het hele infuussysteem moet pompen. Zo
ook afgestemd met mijn mentor en uitgevoerd. Hierna de transfusie gestart en heb ik de patiënt
gedurende de eerste tien minuten bewaakt op de kamer. Mijn mentor zei direct ‘’dat doen wij hier
nooit, het mag wel, maar wij geven de patiënten alleen de bel’’. Mijn mentor hierop gevraagd dit op
de gang samen verder te bespreken. Eenmaal op de gang verklaarde zij, dat door de drukte van de
afdeling, het bewaken van een patiënt gedurende tien minuten lang niet altijd haalbaar is. Tevens
vulde zij aan dat de stand van de pomp na tien minuten op maximaal 180ml/u wordt gezet. Op mijn
eigen afdeling ben ik gewend na tien minuten de pomp op stand 300ml/u te zetten, wat ook in deze
casuïstiek veel handiger zou zijn, want meneer moest zo snel mogelijk geopereerd worden.
Ik bemerkte dat ik dit erg ongemakkelijk vond, niet zozeer de pompstanden, maar het feit of ik
meneer nou wel of niet alleen zou laten. Wat zou meneer wel niet denken als ik eerst beloofd had op
de kamer te blijven en inmiddels op de gang sta te discussiëren? Ik bemerkte dat ik koos voor een
compromis, ik bleef staan in het halletje van de kamer om wat te rapporteren. Iedereen tevreden
toch? Of deed ik juist alle partijen te kort door er niet daadwerkelijk te zijn.
Ruim een half uur later koppel ik mijn mentor terug dat de transfusie goed verloopt. Hierop
benoemd zij dat ze nog even het protocol erop heeft nageslagen. De lijn dient met (donor)bloed
opgevuld te worden met een pompstand van 300ml/u, niet op stand 1200. De pomp mag uiteindelijk
wel op stand 300ml/u, maar dat deden ze nooit.
Persoonlijk voelde ik weer een misser! Ik had gewoon direct het protocol erbij moeten pakken en
niet uit moeten gaan van mijn eigen ervaring. Hoe kon ik dat nou vergeten, dat zou immers ook
‘’overstijgend’’ zijn en meer mijn rol als leerling neerzetten. Echter moest de patiënt ook nog altijd
snel voor OK en was praktisch en snel handelen wel zo efficiënt.
4-6
Reflectie en ethiek
praktijkleren 3
Naam: Tom Immers
Opleiding: B Verpleegkunde
Studentnummer:
Groepscode: GVE-DUV-PLF
Praktijkleren: 3
Cursuscode: GVE-3.PL3-16
Afdeling:
Examinator:
Mentoren:
Aantal woorden: Maximaal 5500
- Onderdeel A: 1986
- Onderdeel B: 3220
- Onderdeel C: 282
,Inhoudsopgave
1. Onderdeel A, reflectieverslag.............................................................................................................2
1.1 Casusbeschrijving..........................................................................................................................2
1.2 Reflectiebijeenkomst....................................................................................................................3
1.2.1 Situatie beschrijven................................................................................................................3
1.2.2 Betekenis geven.....................................................................................................................3
1.2.3 Onderzoeken.........................................................................................................................3
1.2.4 Alternatieven.........................................................................................................................4
1.2.5 Verandering...........................................................................................................................4
1.3 Theorie.........................................................................................................................................5
1.4 Bespreking met mentor................................................................................................................5
2. Onderdeel B, Ethiek............................................................................................................................6
2.1 Oriëntatie.....................................................................................................................................6
2.1.1 Casus......................................................................................................................................6
2.1.3 Morele vraag..........................................................................................................................7
2.2 Analyse.........................................................................................................................................8
2.2.1 Betrokkenheid diverse partijen..............................................................................................8
2.2.2 Voor- en tegenargumenten...................................................................................................9
2.2.3 Verband tot professionele verantwoordelijkheden.............................................................11
2.3 Conclusie....................................................................................................................................11
2.3.1 Keuze in goed handelen binnen de organisatie...................................................................12
2.3.2 Strategie moreel probleem..................................................................................................12
2.3.3 Morele kwaliteiten...............................................................................................................14
3. Reflectie op de bijeenkomsten.........................................................................................................15
3.1 Functioneren..............................................................................................................................15
3.2 Sterke kanten..............................................................................................................................15
3.3 Aspecten ter ontwikkeling..........................................................................................................15
3.4 Persoonlijke ontwikkeling als verpleegkundige..........................................................................15
Literatuurlijst........................................................................................................................................16
Bijlage 1: Tweede reflectieverslag........................................................................................................18
, 1. Onderdeel A, reflectieverslag
1.1 Casusbeschrijving
Gedurende een dagdienst 28 februari droeg ik zorg voor drie patiënten. Mijn back-up was mijn
mentor, welke op dat moment ook de dagcoördinatie over de afdeling deed. Een vierde patiënt werd
als spoedopname aangemeld en ik deed deze opname. Het betrof een patiënt, welke een best
supportive care beleid had en meneer had op basis van botmetastasering een femurfractuur
gekregen. Meneer werd aangemeld voor een spoedoperatie. Echter gezien de patiënt ook een laag
hemoglobine gehalte in het bloed had, moest hij een bloedtransfusie krijgen nog voor de OK plaats
kon vinden.
Ik heb ervoor gekozen om de patiënt zelfstandig van de spoedeisende hulp op te halen. Mijn eerste
spoedopname vanaf de afdeling Orthopedie. Op een moment als deze weet ik niet goed of dit ook
sociaal wenselijk is betreffende mijn rol als leerling. Echter gezien de drukte op de afdeling heb ik
ervoor gekozen het zelfstandig te doen. Eenmaal terug op de afdeling werden de bloedproducten
besteld.
Wanneer ik de bloedproducten mocht ophalen begon opnieuw de twijfel of ik de transfusie
zelfstandig zou gaan uitvoeren of niet. Vaak hebben afdelingen hier, ondanks een UMC breed
protocol, ongeschreven regels over. Toch besloot ik om mijn mentor te vragen mee te kijken. Vanuit
mijn eigen afdeling ben ik gewend om bij bloedproducten eerst de infuuslijn op te vullen met bloed
met pompstand 1200ml/u tot een volume van twintig milliliter, zodat hierna direct de transfusie
gestart kan worden en niet het (donor)bloed eerst door het hele infuussysteem moet pompen. Zo
ook afgestemd met mijn mentor en uitgevoerd. Hierna de transfusie gestart en heb ik de patiënt
gedurende de eerste tien minuten bewaakt op de kamer. Mijn mentor zei direct ‘’dat doen wij hier
nooit, het mag wel, maar wij geven de patiënten alleen de bel’’. Mijn mentor hierop gevraagd dit op
de gang samen verder te bespreken. Eenmaal op de gang verklaarde zij, dat door de drukte van de
afdeling, het bewaken van een patiënt gedurende tien minuten lang niet altijd haalbaar is. Tevens
vulde zij aan dat de stand van de pomp na tien minuten op maximaal 180ml/u wordt gezet. Op mijn
eigen afdeling ben ik gewend na tien minuten de pomp op stand 300ml/u te zetten, wat ook in deze
casuïstiek veel handiger zou zijn, want meneer moest zo snel mogelijk geopereerd worden.
Ik bemerkte dat ik dit erg ongemakkelijk vond, niet zozeer de pompstanden, maar het feit of ik
meneer nou wel of niet alleen zou laten. Wat zou meneer wel niet denken als ik eerst beloofd had op
de kamer te blijven en inmiddels op de gang sta te discussiëren? Ik bemerkte dat ik koos voor een
compromis, ik bleef staan in het halletje van de kamer om wat te rapporteren. Iedereen tevreden
toch? Of deed ik juist alle partijen te kort door er niet daadwerkelijk te zijn.
Ruim een half uur later koppel ik mijn mentor terug dat de transfusie goed verloopt. Hierop
benoemd zij dat ze nog even het protocol erop heeft nageslagen. De lijn dient met (donor)bloed
opgevuld te worden met een pompstand van 300ml/u, niet op stand 1200. De pomp mag uiteindelijk
wel op stand 300ml/u, maar dat deden ze nooit.
Persoonlijk voelde ik weer een misser! Ik had gewoon direct het protocol erbij moeten pakken en
niet uit moeten gaan van mijn eigen ervaring. Hoe kon ik dat nou vergeten, dat zou immers ook
‘’overstijgend’’ zijn en meer mijn rol als leerling neerzetten. Echter moest de patiënt ook nog altijd
snel voor OK en was praktisch en snel handelen wel zo efficiënt.
