1) De student geeft de definitie van de volgende begrippen (volgens Schaerlaekens, 2008, van den
Dungen, 2007, Kingma-van den Hoogen, 2010) en geeft bij elk begrip een voorbeeld:
– Fonologie (segmentele werving):
De betekenis van klanken.
Vocalen worden al vroeg verworven. Het gaat hier om verschillen tussen klanken die een
betekenisverandering tot gevolg hebben.
Voorbeeld: pal bal.
Fonologie beschrijft welke spraakklanken in een taal onderscheiden worden, hoe deze met elkaar worden
gecombineerd en welke processen zich daarbij voordoen. Belangrijke aspecten zijn: klemtoon, intonatie en
vloeiendheid.
Fonologische processen:
I. Syllabestructuur van een woord
– Deletie finale consonant. VB: CVC CV: kaas kaa
– Clusterreductie. VB: CCVC CVC of VC: Schoen oen, trein tein
– Reduplicatie (herhalen syllabepatroon) VB: Banaan baba
– Deletie onbeklemtoonde syllabe VB: Banaan naan
II. Assimilatieprocessen
– Beïnvloeding van een bepaalde klank door een andere bepaalde klank.
– Bijv. assimilatie van stem
– Het dak heddak
– Consonantenharmonie
– Consonanten zelfde articulatieplek
– Limonade mimomade
– Metathesis
– Klanken verwisselen van plaats binnen een woord.
– Wesp weps
III. Substitutieprocessen
– Plaats van articulatie
– Fronting: articulatieplaats schuift naar voren toe. VB: kip tip
– Backing: articulatieplaats schuift naar achteren toe (niet normaal!) VB: toetje koekje
– Wijze van de articulatie
– Stopping: fricatieven worden plosieven. VB: vis pis
– Gliding (verglijding): Liquidae (l en r) vervangen door glijklank (w en j): VB: rood jood
– Stemgeving
– Voicing: van een stemloze klank naar een stemhebbende klank. VB: paard baard
– Devoicing: van een stemhebbende klank naar een stemloze boek. VB: boek poek
Begrippen fonologische ontwikkeling:
– Initiale positie = Beginklank
– Finale positie = Eindklank
– Cluster = Opeenvolging van 2 of meer medeklinkers.
– Enkelvoudige klank = Geen clusters. VB: boek. Maar niet broek.
– Syllabe = Lettergreep
– Deletie = Verwijdering
– Reductie = Vermindering
– Substitutie = Vervanging
– Fonologisch proces = Vereenvoudigingsproces van taal/spraak.
– Foneem = Het kleinste betekenis dragende element in taal: klank.
, – Conversatie / vertelvaardigheden: Pragmatische vaardigheden (taalgebruik):
– Beurtnemen
– Topic introductie
– Topic handhaving
– Topic shift
– Rekening houden met voorkennis
– Binnen/ buiten het hier-en-nu
– Communicatiefuncties: de intenties waarvoor we taal gebruiken.
– Representatiefunctie: Gericht op weten > vragen om informatie en geven van informatie.
– Kind vestigt de aandacht op iets,
– Kind geeft commentaar op wat het waarneemt,
– Kind geeft commentaar op wat het zelf aan het doen is,
– Kind geeft nieuwe informatie,
– Kind geeft antwoord op een vraag,
– Kind geeft commentaar op wat een ander doet,
– Kind vraagt om informatie,
– Kind vraag naar de naam van dingen,
– Kind voegt informatie toe aan wat een ander zei,
– Kind vraagt om uitleg.
– VB: Wat is dat? Hoe moet dat? Nee, ik heb een zusje.
– Controlefunctie: Greep krijgen op dingen, iets gedaan krijgen, verzoek om iets.
– Kind geeft aan dat het iets wil of wenst
– Kind vraagt gericht om voorwerpen of acties
– Kind weigert voorwerpen of acties
– Kind geeft aan wat het van plan is te gaan doen
– Kind vraagt om toestemming
– Kind stelt voor om iets te gaan doen
– Kind vraagt wat een ander wil
– Kind vraagt wat een ander van plan is te gaan doen
– Kind vraagt om verklaring als iets niet mag
– Kind geeft zelf verklaringen
– Kind stelt regels op
– VB: Wil je mij helpen? Wat ga je nu doen? Ik wil een koekje. Kijk uit! Auto!
– Expressiefunctie: Communicatie over gevoel of een fysieke toestand.
– Uitroepen, bij voorbeeld schrikken.
– Kind uit zijn gevoel
– Kind vraagt naar het gevoel of toestand van een ander
– VB: Ik ben boos. Ben je moe?
– Regulatie/ interactiefunctie: Contact op gang brengen of houden.
– Kind roept iemand anders
– Kind vraagt om verduidelijking of herhaling
– VB: Wat zeg je? Iemand roepen.
– Sociale functie: Groeten.
– Kind groet
– VB: Hallo, Hoi