Biologie
Samenvattingen TW4
Bram Vugts
V4D
De Laat
Bio Samenvattingen TW4
, Bram Vugts
1. T5 Bs1: Ecologie op alle oriëntatie niveaus
Ecologie is een wetenschap, hierbij wordt gekeken
naar de invloeden van dieren op hun omgeving en
de invloeden van de omgeving op de dieren.
Factoren van deze invloeden kunnen biotisch of
abiotisch zijn ->
Er wordt onderzoek gedaan op de niveaus:
moleculen, cellen, organismen, populaties,
ecosystemen, biosfeer.
Moleculen: er wordt hier vooral gekeken naar het
DNA molecuul, dieren laten namelijk Environmental-
DNA (DNA-sporen) achter. Door deze te onderzoeken kan worden onderzocht welke dieren in een
ecosysteem leven. Er wordt gekeken naar het genoom, ecogenomics.
Populaties (alle dieren van een soort) in een ecosysteem (begrensd systeem met wisselwerking van
(a)biotische factoren) van alle dieren samen heet een levensgemeenschap. En alle ecosystemen
samen is het systeem van de aarde, de biosfeer.
Emergente eigenschappen: eigenschappen die alleen gelden voor één enkel oriëntatieniveau
2. T5 Bs2: Organismen
Hoe een ecosysteem zich ontwikkelt hangt af van het klimaat, een combinatie van abiotische
factoren. Op aarde zijn grote gebieden waar vrijwel het zelfde klimaat heerst (macroklimaat), in deze
klimaten zijn kleine verschillen (microklimaat)
Bodem bestaat uit bodemdeeltjes die omgeven zijn door watervliesjes. Bij klei zijn de holten tussen
deze vliesjes klein (in tegenstelling tot zand) dit zorgt er voor dat klei beter water en mineralen vast
kan houden wat het geschikte grond maakt voor plantengroei. Het nadeel is dat er weinig zuurstof is
voor de wortels en het moeilijk is voor deze om een weg te vinden tussen de deeltjes door.
Licht is een belangrijke abiotische factor, planten gebruiken het voor fotosynthese, en afhankelijk van
de daglengte en lichtintensiteit van het gebied leven er andere dieren en planten.
Water is een belangrijke abiotische factor, hoe droger het is hoe meer ontwikkelde wortels planten
hebben en hoe dikker hun cuticula (waslaagje over de bladeren).
Temperatuur is een belangrijke abiotische factor, enzymen regelen processen van organismen, de
productiviteit van deze enzymen is afhankelijk van de temperatuur. Poikilotherme dieren hebben een
wisselende lichaamstemperatuur en hun activiteit is afhankelijk van de omgevingstemperatuur.
Homiotherme dieren (zoogdieren en vogels) kunnen hun eigen temperatuur regelen en kunnen dus
ook in extremere (koude) klimaten overleven.
unoconv_348650219.docx 1
Samenvattingen TW4
Bram Vugts
V4D
De Laat
Bio Samenvattingen TW4
, Bram Vugts
1. T5 Bs1: Ecologie op alle oriëntatie niveaus
Ecologie is een wetenschap, hierbij wordt gekeken
naar de invloeden van dieren op hun omgeving en
de invloeden van de omgeving op de dieren.
Factoren van deze invloeden kunnen biotisch of
abiotisch zijn ->
Er wordt onderzoek gedaan op de niveaus:
moleculen, cellen, organismen, populaties,
ecosystemen, biosfeer.
Moleculen: er wordt hier vooral gekeken naar het
DNA molecuul, dieren laten namelijk Environmental-
DNA (DNA-sporen) achter. Door deze te onderzoeken kan worden onderzocht welke dieren in een
ecosysteem leven. Er wordt gekeken naar het genoom, ecogenomics.
Populaties (alle dieren van een soort) in een ecosysteem (begrensd systeem met wisselwerking van
(a)biotische factoren) van alle dieren samen heet een levensgemeenschap. En alle ecosystemen
samen is het systeem van de aarde, de biosfeer.
Emergente eigenschappen: eigenschappen die alleen gelden voor één enkel oriëntatieniveau
2. T5 Bs2: Organismen
Hoe een ecosysteem zich ontwikkelt hangt af van het klimaat, een combinatie van abiotische
factoren. Op aarde zijn grote gebieden waar vrijwel het zelfde klimaat heerst (macroklimaat), in deze
klimaten zijn kleine verschillen (microklimaat)
Bodem bestaat uit bodemdeeltjes die omgeven zijn door watervliesjes. Bij klei zijn de holten tussen
deze vliesjes klein (in tegenstelling tot zand) dit zorgt er voor dat klei beter water en mineralen vast
kan houden wat het geschikte grond maakt voor plantengroei. Het nadeel is dat er weinig zuurstof is
voor de wortels en het moeilijk is voor deze om een weg te vinden tussen de deeltjes door.
Licht is een belangrijke abiotische factor, planten gebruiken het voor fotosynthese, en afhankelijk van
de daglengte en lichtintensiteit van het gebied leven er andere dieren en planten.
Water is een belangrijke abiotische factor, hoe droger het is hoe meer ontwikkelde wortels planten
hebben en hoe dikker hun cuticula (waslaagje over de bladeren).
Temperatuur is een belangrijke abiotische factor, enzymen regelen processen van organismen, de
productiviteit van deze enzymen is afhankelijk van de temperatuur. Poikilotherme dieren hebben een
wisselende lichaamstemperatuur en hun activiteit is afhankelijk van de omgevingstemperatuur.
Homiotherme dieren (zoogdieren en vogels) kunnen hun eigen temperatuur regelen en kunnen dus
ook in extremere (koude) klimaten overleven.
unoconv_348650219.docx 1