Samenvatting Spaans
H1,2,3
El artículo lo/het lidwoord lo:
Dit lidwoord kan voor een bijvoeglijk naamwoord in het mannelijke enkelvoud staan.
Het + bijvoeglijk naamwoord
Ook kan het voor een overtreffende trap staan.
Het + overtreffende trap
Voorbeeld: Lo malo, lo más bonito.
El pronombre lo/het voornaamwoord lo:
Je kan verwijzen naar een eerdergenoemde bijzin. Het staat voor de persoonsvorm. Bij
infinitieven en de gerundio kan het er ook achter komen.
Voorbeeld: Mañana es mi cumpleaños. Lo sabes?
Los pronombes relativos el que/laque y donde/de betrekkelijke voornaamwoorden:
El que en la que:
Als het werkwoord in de betrekkelijke bijzin wordt gebruikt met een voorzetsel, dan
begint de bijzin met een voorzetsel.
Daarop volgt het lidwoord dat voor het woord staat waar de bijzin naar verwijst.
Vervolgens komt het betrekkelijke voornaamwoord que en daarna de rest van de
betrekkelijke bijzin.
Voorbeeld: Allí hay un cine en el que puedes ver la película:blabla bal
Donde:
Het betrekkelijke voornaamwoord donde kan vervangen woroden door en
el/la/los/las que en komt overeen met het Nederlandse waar.
Donde mag geen geschreven accent hebben.
Voorbeeld: He comprado los vaqueros en la tienda donde/en la que trabaja mi tía.
El pretérito imperfecto/de imperfecto:
Regelmatige vormen:
-ar -er/-ir
-aba -ía
-abas -ías
-aba -ía
-ábamos -íamos
-abais -íais
-aban -ían
Onregelmatige vormen:
Ser: Ir: Ver:
H1,2,3
El artículo lo/het lidwoord lo:
Dit lidwoord kan voor een bijvoeglijk naamwoord in het mannelijke enkelvoud staan.
Het + bijvoeglijk naamwoord
Ook kan het voor een overtreffende trap staan.
Het + overtreffende trap
Voorbeeld: Lo malo, lo más bonito.
El pronombre lo/het voornaamwoord lo:
Je kan verwijzen naar een eerdergenoemde bijzin. Het staat voor de persoonsvorm. Bij
infinitieven en de gerundio kan het er ook achter komen.
Voorbeeld: Mañana es mi cumpleaños. Lo sabes?
Los pronombes relativos el que/laque y donde/de betrekkelijke voornaamwoorden:
El que en la que:
Als het werkwoord in de betrekkelijke bijzin wordt gebruikt met een voorzetsel, dan
begint de bijzin met een voorzetsel.
Daarop volgt het lidwoord dat voor het woord staat waar de bijzin naar verwijst.
Vervolgens komt het betrekkelijke voornaamwoord que en daarna de rest van de
betrekkelijke bijzin.
Voorbeeld: Allí hay un cine en el que puedes ver la película:blabla bal
Donde:
Het betrekkelijke voornaamwoord donde kan vervangen woroden door en
el/la/los/las que en komt overeen met het Nederlandse waar.
Donde mag geen geschreven accent hebben.
Voorbeeld: He comprado los vaqueros en la tienda donde/en la que trabaja mi tía.
El pretérito imperfecto/de imperfecto:
Regelmatige vormen:
-ar -er/-ir
-aba -ía
-abas -ías
-aba -ía
-ábamos -íamos
-abais -íais
-aban -ían
Onregelmatige vormen:
Ser: Ir: Ver: