A – Opportunity costs
De opportunity costs van het inzetten van middelen voor een bepaalde activiteit zijn gelijk aan de
waarde/voordelen van het beste opgeofferde alternatieve gebruik van die middelen. Deze kosten
doen zich voor doordat de middelen slechts op een plaats kunnen worden ingezet.
De opportunity costs van een bepaalde beslissing zijn afhankelijk van de beschikbare alternatieve
acties. Alle alternatieve acties samen vormen het opportunity set. De opportunity costs kunnen
enkel worden bepaald in de context van een specifieke beslissing en enkel nadat de alternatieve
acties zijn bepaald.
Opportunity costs verschillen van (accounting) uitgaven. Opportunity costs is het opgeven van het
beste alternatief voor een gegeven actie. Een (accounting) uitgave bestaat uit kosten gemaakt om
opbrengst te genereren.
Opportunity costs:
- Include tangible and intangible benefits.
- Measured in cash equivalents.
- Rely on estimates of future benefits.
- Useful for decision making.
Accounting expenses:
- Costs consumed to generate revenues.
- Rely on historical costs of resources actually expended.
- Designed to match expenses to revenues.
- Useful for control.
Sunk costs zijn kosten gemaakt in het verleden die niet kunnen worden veranderd ongeacht welke
toekomstige actie wordt gemaakt. Echter omdat de kosten niet meer kunnen hersteld of terug
worden gedraaid, mogen deze kosten geen enkele beslissingen beïnvloeden en worden ze
uitgesloten van opportunity costs.
Enkele voorbeelden van opportunity costs:
- De kosten van materialen (zonder ander gebruik) materialen die voor geen enkel ander doel
kunnen worden gebruikt zijn gelijk aan de mogelijke sloopwaarden of gelijk aan nul indien er
geen sprake is van opslag of verkoop kosten. De kosten zijn zelfs negatief wanneer de
onderneming kosten oploopt voor het opslaan van het product of wanneer het wegdoen van
de materialen veel geld kost.
- Materialen (met andere gebruik) reeds aanwezig in voorraad hebben kosten gelijk aan de
hoogste waarde bij gebruik elders. Indien de materialen elders worden gebruikt, zijn de
kosten gelijk aan de kosten van vervanging.
- Rente op voorraad.
- Afschrijvingen op een actief.
- Indien een actief kan worden verkocht, moeten de rente worden meegenomen als
opportunity costs. Echter behoort deze rente niet tot de kosten indien de activa geen
markwaarde hebben.
- In het geval van over capaciteit zullen de opportunity kosten van een grotere productie gelijk
zijn aan de gemiddelde kosten en de kosten toename die elk van de toenemende producten
veroorzaken voor de voorgaande productie.
- Product line cannibalization doet zich voor indien de verkoop van een nieuw product leidt tot
de afname van verkoop van bestaande producten. Deze kosten behoren tot de opportunity
kosten indien de afname van verkoop van bestaande producten niet leidt tot een extra
afname van de nieuwe producten.
1
,B – Cost variation
1. Fixed, marginal and average costs
Het kosten gedrag (cost behavior) wordt gedefinieerd in relatie tot een bepaalde activiteit, zoals het
aantal geproduceerde eenheden, aantal gewerkte uren, aantal kilometers gereden, aantal maaltijden
geserveerd enz. Over het algemeen wordt een activiteit gemeten in het aantal geproduceerde
eenheden.
De algemene relatie tussen kosten en geproduceerde eenheden ziet er als volgt uit:
Fixed costs zijn kosten die zich voordoen wanneer de productie gelijk is aan nul. Vaste kosten zijn
geen opportunity costs bij de beslissing om het output niveau te veranderen. Op een kosten grafiek
zijn de vaste kosten de totale kosten indien de productie gelijk is aan nul.
Over het algemeen is de kosten curve geen rechte lijn indien de productie toeneemt, maar
curvilinear (kromlijnig). Deze vorm van de curve ontstaat doordat marginale kosten variëren met het
productie niveau. Marginal costs zijn de kosten van het produceren van een extra eenheid. Op een
kosten grafiek zijn de marginale kosten de richtingscoëfficiënt van de raaklijn op een bepaald
productie niveau. Voor de eerste paar eenheden is de richtingscoëfficiënt van de raaklijn redelijk stijl.
De marginale kosten voor de eerste paar eenheden zijn hoog omdat er werknemers moeten worden
aangenomen, leveranciers moeten worden gevonden, enz. Door de productie uit te breiden kan de
organisatie efficiënt productie technieken ontwikkelen. Dit leidt er toe dat op normale productie
niveaus de marginale kosten van extra productie relatief laag zijn. Bij hoge productie niveaus worden
er extra kosten gemaakt doordat er sprake is van een beperkt aantal ruimte, machines en
werknemers. Hierdoor nemen de marginale kosten toe tot een relatief hoog niveau.
Average cost per eenheid wordt berekend door de totale kosten te delen door het aantal
geproduceerde eenheden. Op een kosten grafiek zijn de gemiddelde kosten de richtingscoëfficiënt
van de lijn vanuit de oorsprong tot de totale kosten van een bepaald productie niveau.
De kosten van een verandering in productie niveau zijn niet altijd even gemakkelijk om te schatten.
Het schatten van de totale kosten curve vereist kennis van zowel de vaste kosten en de manier
waarop de consumptie van faciliteiten, arbeid en materialen variëren bij een toename van het
productie niveau.
Een manier om de totale kosten te schatten is met behulp van een lineaire kosten curve.
2
, 2. Linear approximations
Het schatten van de totale kosten vereis een schatting van de intercept op de y-as en de
richtingscoëfficiënt van de rechte lijn. De intercept, FC, is een schatting van de vaste kosten en kan
worden bepaald door de totale kosten af te lezen indien de productie gelijk is aan nul. De
richtingscoëfficiënt van de rechte lijn is de variabele kosten per eenheid. Variable kosten zijn de
extra kosten die zich voordoen indien de output toeneemt.
Een relevant range is het bereik van de kosten drijver (= factor die effect heeft op de totale kosten)
waarin een specifieke relatie tussen de kosten en het activiteiten niveau of volume geldig is. Binnen
deze range omvat de som van vaste en variabele kosten de schatting van de totale kosten.
De lineaire benadering van de totale kosten kan worden weergegeven met behulp van de volgende
vergelijking: Total cost = fixed cost + variable cost
Total cost = fixed cost + (variable cost per unit)(units produced)
TC = FC + VC x Q
3. Other cost behavior patterns
Sommige kosten varieren met de output (variabele kosten), andere kosten doen dit niet (vaste
kosten). Tussen deze twee extreme gevallen bevinden zich nog de step costs en mixed
(semivariable) costs.
Step costs zijn kosten die vast staan voor een bepaalde range van output niveaus. Een voorbeeld
hiervan is het maximaal aantal werknemers onder toezicht van een manager. Mixed costs zijn kosten
die niet puur te beschrijven zijn als vast of variabel. In dit geval is een deel van de kosten vast, maar
kunnen deze kosten onder bepaalde omstandigheden toenemen.
4. Activity measures
De kostendrijver is een maatstaf van fysieke activiteit die het meest geassocieerd wordt met totale
kosten in een activiteiten centrum. Voorbeelden van kosten drijvers zijn geproduceerde hoeveelheid,
directe arbeidsuren, aantal verschillende orders dat wordt verwerkt.
Het probleem echter met het gebruik van een enkele activiteit als maatstaf is dat deze juist is voor
een bepaalde groep beslissingen, maar onjuist is voor andere beslissingen.
C. Cost-volume-profit analyses
De contribution margin is gelijk aan het verschil tussen de prijs en de variabele kosten per eenheid
[CM = (P-VC)]. De total contribution margin is gelijk aan totale opbrengst minus de totale variabele
kosten, [(CM x Q) = (P-VC)Q].
Het breakeven point (Qbe) is het aantal eenheden dat moet worden verkocht tegen prijs P zo dat de
totale opbrengst (TR) gelijk is aan de totale kosten (TC). Tevens is het break even punt te berekenen
door de vaste kosten te delen door de contribution margin.
Het winst maximaliserende punt van een bepaalde output doet zich voor wanneer de marginale
opbrengst gelijk is aan de marginale kosten (MC=MR). Marginal revenue betreft de opbrengst van de
laatst verkochte eenheid. Op elk gegeven punt is de marginale opbrengst gelijk aan de
richtingscoëfficiënt van de raaklijn aan de totale opbrengsten curve.
Echter om de kosten en opbrengsten functie (in de regel een niet-lineaire functie) te bepalen, wordt
gebruik gemaakt van een lineaire benadering.
FC = fixed cost
TR = total revenue equals a constant price times total `
output (P x Q)
TC = total cost equals fixed costs plus the variable cost
per unit times output (FC + VC x Q)
3