klinisch redeneren lp5 vragen uit de les + antwoorden

Inhoudsopgave
Kennen:............................................................................................................................................................1
Mogelijke toetsvragen.........................................................................................................................................2
Vragen in de les besproken................................................................................................................................17
Toetsvragen die zij in de les vertelt van toets uit vorige periode:......................................................................19
Neurorevalidatie.................................................................................................................................................22
Remindo toets....................................................................................................................................................26




Kennen:
- Twee binnenste cirkels van het zelfmanagement model
- De stadia van de palliatieve zorg, markering palliatief traject:
ziektegerichte palliatie, symptoomgerichte palliatie, stervensfase en de
nazorg
- Weten wat een refractair symptoom is
- Ars-morendi model kennen
- Meetinstrumenten kennen
- Mmse, hads, dos, geriatrische schaal, nrs (pijn), repos (pijn), old, iq-
code

,Mogelijke toetsvragen
1. Mevrouw A. Krijgt te horen dat zij de ziekte van Alzheimer heeft. Is er sprake van
palliatieve of curatieve zorg?
A. Palliatief.
B. Curatief

2. Mevrouw B. (89) is dermate zwak dat zij besluit om te stoppen met antibiotica.
Haar leven is mooi geweest. Is er sprake van palliatieve of curatieve zorg?
A. Palliatief
B. Curatief

3. Meneer G. Heeft ten gevolge van een auto-ongeval een dwarslaesie opgelopen. Is
er sprake van palliatieve of curatieve zorg?
A. Palliatief
B. Curatief

4. Mevrouw D. Heeft te horen gekregen dat ze uitzaaiing heeft, die niet genezen
kunnen worden. Is er sprake van palliatieve of curatieve zorg?
A. Palliatief
B. Curatief

5. Meneer D. Heeft een darmtumoren deze is met succes operatief verwijderd. Een
nabehandeling is niet nodig. Is er sprake van palliatieve of curatieve zorg?
A. Palliatief
B. Curatief

6. De venapunctie wordt bij voorkeur afgenomen bij een bloedvat op de onderarm in
plaats van in de hand.
A. Juist
B. Onjuist

7. Bloedafname moet altijd met handschoenen gebeuren.
A. Juist
B. Onjuist

8. Een zorgvrager die bloedverdunners gebruikt, moet na bloedafname de insteek
minimaal 2 minuten afdrukken.
A. Juist
B. Onjuist

9. Bij bloedafname voor een bloedkweek is desinfectie van de huid noodzakelijk.
A. Juist
B. Onjuist

10. Bloedafname mag worden uitgevoerd in de arm waar een infuus is ingebracht.
A. Juist
B. Onjuist

, 11. Uit onderzoek blijkt dat verpleegkundigen gedragsuitingen zoals ‘huilen’ en
‘schreeuwen’ als meest betrouwbare indicatoren beschouwen bij het vaststellen
van pijn.
A. Juist
B. Onjuist

12. De VAS-score is een voorbeeld van een unidimensionele pijnschaal.
A. Juist
B. Onjuist

13. Volgens de theorie van de ‘cirkel van Loeser’ ontstaat de pijnuiting bij de cliënt als
direct gevolg van de nociceptie.
A. Juist
B. Onjuist

14. Zelfrapportage is in de meeste gevallen een betrouwbaar assessment om pijn te
meten.
A. Juist
B. Onjuist

15. Bij de VAS schaal wordt aan de zorgvrager gevraagd om een cijfer van 0 t/m 10 te
geven aan de mate van pijn.
A. Juist
B. Onjuist

16. De ALTIS-methode is geschikt om toe te passen bij de pijnanamnese.
A. Juist
B. Onjuist

17. Bij pijnklachten is er vaak sprake van tachycardie.
A. Juist
B. Onjuist

18. De meeste zorgvragers met pijnklachten hebben een lage bloeddruk.
A. Juist
B. Onjuist

19. Verwarring kan een symptoom zijn dat optreedt bij pijn.
A. Juist
B. Onjuist

20. Wat is de medische term voor een piepende ademhaling ten gevolge van hartfalen?
Crepitaties

21. Wat is het belangrijkste voedingsadvies voor een cliënt met hartfalen?
Natriumbeperking