Aardrijkskunde
Systeem aarde: hoofdstuk 1 §1 Ontstaan en opbouw van de aarde
Deelvragen paragraaf 1:
• Hoe kunnen wij het verre verleden van de aarde bestuderen en begrijpen?
• Hoe is de aarde ontstaan en opgebouwd?
Het verleden van de aarde
De aarde is ongeveer 4,6 miljoen jaar oud. Om de ontwikkelingen en de processen (die
soms miljoenen jaren duren) die geleid hebben tot de huidige landschappen te achterhalen,
wordt een speciaal principe gebruikt.
Actualiteitsbeginsel: processen die we nu op aarde zien, hebben vroeger onder gelijke
omstandigheden ook zo gewerkt. Het heden vormt de sleutel tot het verleden. Zo kunnen
geologen de ontstaanswijze van landschappen verklaren.
De kraamkamer van de aarde
Ongeveer 4,6 miljoen jaar geleden ontstonden in een kleine nevel van heet gas en stof, door
samentrekking en zwaartekracht, concentraties van deeltjes. De grootste massa werd de
zon. In de nevel rond de zon ontstonden uiteindelijk acht planeten. Een van die planeten is
de aarde. De zon vormt samen met miljarden andere sterren het Melkwegstelsel.
Schillen
Twee belangrijke eigenschappen van de aarde die een grote rol spelen in de vorming van de
continenten, oceanen en alle landschappen:
1. Vloeibaar water op het aardoppervlak
2. De inwendige gelaagdheid van de aarde: de aarde bestaat uit verschillende schillen
met specifieke eigenschappen. Bij de gelaagdheid kun je kijken naar chemische en
fysische eigenschappen.
Chemische eigenschappen → materialen, inslagen van meteorieten zorgden voor veel
warmte die zich ophoopte in de aarde. De aarde smolt en door afkoeling ontstond een
gelaagdheid van schillen met een verschillende chemische samenstelling:
- Aardkern: binnenste van de aarde, bestaat uit voornamelijk ijzer.
- Aardmantel: bestaat uit magnesium en ijzer.
- Aardkorst: buitenste dunne laag van vast gesteente, komt in twee vormen voor:
• Continentale korst = dik licht gesteente, graniet.
• Oceanische korst = dun zwaar gesteente, basalt.
Fysische eigenschappen → de hardheid van de schillen. Van buiten naar binnen:
- Lithosfeer = de harde, vaste buitenlaag van de aarde. Aardkorst en harde gedeelte
mantel.
- Asthenosfeer = een zachtere laag. Binnenmantel, buitenkern en binnenkern.
Chemische opbouw aarde Fysische opbouw aarde
, Inwendige warmte
De aarde krijgt haar warmte van inwendige en uitwendige bronnen.
Inwendige bronnen:
• Bij het ontstaan van hete nevelgassen kreeg de aarde warmte mee.
• Vrijgekomen warmte bij meteorietinslagen.
• Radioactiviteit van sommige gesteenten (daarom is de aarde nog geen koude
planeet).
Uitwendige bronnen:
• De zon, deze heeft invloed op de exogene krachten.
Begrippen paragraaf 1
Actualiteitsbeginsel Principe waarbij ervan uitgegaan wordt dat natuurprocessen in
het verleden en het heden op dezelfde manier zijn verlopen.
Lithosfeer Harde, vaste buitenlaag van de aarde (aardkorst en buitenste
deel van de aardmantel).
Asthenosfeer Zachtere, vrij plastische laag in de aardmantel.
Systeem aarde: hoofdstuk 1 §1 Ontstaan en opbouw van de aarde
Deelvragen paragraaf 1:
• Hoe kunnen wij het verre verleden van de aarde bestuderen en begrijpen?
• Hoe is de aarde ontstaan en opgebouwd?
Het verleden van de aarde
De aarde is ongeveer 4,6 miljoen jaar oud. Om de ontwikkelingen en de processen (die
soms miljoenen jaren duren) die geleid hebben tot de huidige landschappen te achterhalen,
wordt een speciaal principe gebruikt.
Actualiteitsbeginsel: processen die we nu op aarde zien, hebben vroeger onder gelijke
omstandigheden ook zo gewerkt. Het heden vormt de sleutel tot het verleden. Zo kunnen
geologen de ontstaanswijze van landschappen verklaren.
De kraamkamer van de aarde
Ongeveer 4,6 miljoen jaar geleden ontstonden in een kleine nevel van heet gas en stof, door
samentrekking en zwaartekracht, concentraties van deeltjes. De grootste massa werd de
zon. In de nevel rond de zon ontstonden uiteindelijk acht planeten. Een van die planeten is
de aarde. De zon vormt samen met miljarden andere sterren het Melkwegstelsel.
Schillen
Twee belangrijke eigenschappen van de aarde die een grote rol spelen in de vorming van de
continenten, oceanen en alle landschappen:
1. Vloeibaar water op het aardoppervlak
2. De inwendige gelaagdheid van de aarde: de aarde bestaat uit verschillende schillen
met specifieke eigenschappen. Bij de gelaagdheid kun je kijken naar chemische en
fysische eigenschappen.
Chemische eigenschappen → materialen, inslagen van meteorieten zorgden voor veel
warmte die zich ophoopte in de aarde. De aarde smolt en door afkoeling ontstond een
gelaagdheid van schillen met een verschillende chemische samenstelling:
- Aardkern: binnenste van de aarde, bestaat uit voornamelijk ijzer.
- Aardmantel: bestaat uit magnesium en ijzer.
- Aardkorst: buitenste dunne laag van vast gesteente, komt in twee vormen voor:
• Continentale korst = dik licht gesteente, graniet.
• Oceanische korst = dun zwaar gesteente, basalt.
Fysische eigenschappen → de hardheid van de schillen. Van buiten naar binnen:
- Lithosfeer = de harde, vaste buitenlaag van de aarde. Aardkorst en harde gedeelte
mantel.
- Asthenosfeer = een zachtere laag. Binnenmantel, buitenkern en binnenkern.
Chemische opbouw aarde Fysische opbouw aarde
, Inwendige warmte
De aarde krijgt haar warmte van inwendige en uitwendige bronnen.
Inwendige bronnen:
• Bij het ontstaan van hete nevelgassen kreeg de aarde warmte mee.
• Vrijgekomen warmte bij meteorietinslagen.
• Radioactiviteit van sommige gesteenten (daarom is de aarde nog geen koude
planeet).
Uitwendige bronnen:
• De zon, deze heeft invloed op de exogene krachten.
Begrippen paragraaf 1
Actualiteitsbeginsel Principe waarbij ervan uitgegaan wordt dat natuurprocessen in
het verleden en het heden op dezelfde manier zijn verlopen.
Lithosfeer Harde, vaste buitenlaag van de aarde (aardkorst en buitenste
deel van de aardmantel).
Asthenosfeer Zachtere, vrij plastische laag in de aardmantel.