H6 Tijd van regenten en vorsten ღ
☆ 6.1 Over zeeën en oceanen
Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie.
Landbouw en Moedernegotie:
- Grond ongeschikt voor verbouwen van graan (brood = basisvoedsel).
- Wel geschikt voor veeteelt (luxeproducten).
- Import graan uit Oostzeegebied.
- Export van vlees en zuivelproducten.
Amsterdam als stapelmarkt:
- 1585: Antwerpen ingenomen door de Spanjaarden > blokkade van de Schelde > handelscentrum
nverplaatst zich naar Amsterdam.
Handelscompagnieën:
- Samenwerkingsverband tussen handelaren.
- Voordelen: meer geld bij elkaar brengen, risico spreiden.
VOC (Verenigde Oost-Indische Compagnie):
- Handelsmonopolie op Aziatische producten.
- Ook politieke bevoegdheden: verdragen sluiten, oorlog voeren.
- Uitgifte van aandelen.
WIC (West Indische Compagnie):
- Driehoekshandel tussen Europa, West-Afrika en Amerika.
- Slavenhandel.
- Kaapvaart speelt een belangrijke rol: aanvallen van Spaanse schepen.
- Uitgifte van aandelen.
Ontstaan wereldeconomie:
- Toename handel tussen continenten.
- Grotere vraag naar exotische producten in Europa.
- Toenemende vraag naar slaven vanuit Amerika.
☆ 6.2 Om de macht
De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de
Nederlandse republiek (de gouden eeuw).
Het streven van vorsten naar absolute macht.
, Gewesten, steden en landstreken:
- Ieder gewest een eigen bestuur.
- Binnen ieder gewest vaak nog grote verschillen tussen steden en landstreken.
- Decentraal bestuur.
Staten-Generaal:
- Vertegenwoordigers van de gewesten.
- Oorlogvoering (tegen Spanje).
- Bestuur van de Generaliteitslanden (Brabant, Limburg en Zeeuws-Vlaanderen).
- Beslissen op basis van unanimiteit.
Stadhouder:
- Aanvoerder van het leger van de Republiek.
- Familie van Oranje (Hoge adel).
- ‘Dienaar’ van de Staten-Generaal.
- Maar: mocht in het aantal steden stadsbestuurders benoemen (indirect invloed op de
nStaten-Generaal).
Raadspensionaris:
- Belangrijkste vertegenwoordiger van het gewest Holland.
- Voorzitter van de Staten-Generaal.
- Grote invloed: Holland betaalde meer dan de helft van de kosten van het leger.
Twaalfjarig Bestand (1609-1621):
- Tijdelijke wapenstilstand met Spanje.
- Interne ruzie: orthodoxe of gematigde variant van het calvinisme.
- Interne ruzie: vrede met Spanje, of doorgaan met oorlog voeren.
Wie is de baas?:
- Holland dreigt zich terug te trekken uit de Unie van Utrecht.
- Stadshouder Maurits laat de raadspensionaris van Holland, Johan van Oldenbarnevelt, oppakken en
nonthoofden.
- Orthodoxe calvinisten winnen, oorlog met Spanje gaat door.
Vrede van Munster (1648):
- Spanje erkent onafhankelijkheid Republiek.
- Zuidelijke Nederlanden blijven in Spaanse handen.
Lodewijk XIV van Frankrijk:
- Absoluut vorst: sterk gecentraliseerd bestuur.
- Adel, steden en Staten-Generaal staan buitenspel.
- ‘Droit divin’ > goddelijk recht om te regeren.
- Protestantisme in Frankrijk verboden > vluchten naar de Republiek.
☆ 6.1 Over zeeën en oceanen
Wereldwijde handelscontacten, handelskapitalisme en het begin van een wereldeconomie.
Landbouw en Moedernegotie:
- Grond ongeschikt voor verbouwen van graan (brood = basisvoedsel).
- Wel geschikt voor veeteelt (luxeproducten).
- Import graan uit Oostzeegebied.
- Export van vlees en zuivelproducten.
Amsterdam als stapelmarkt:
- 1585: Antwerpen ingenomen door de Spanjaarden > blokkade van de Schelde > handelscentrum
nverplaatst zich naar Amsterdam.
Handelscompagnieën:
- Samenwerkingsverband tussen handelaren.
- Voordelen: meer geld bij elkaar brengen, risico spreiden.
VOC (Verenigde Oost-Indische Compagnie):
- Handelsmonopolie op Aziatische producten.
- Ook politieke bevoegdheden: verdragen sluiten, oorlog voeren.
- Uitgifte van aandelen.
WIC (West Indische Compagnie):
- Driehoekshandel tussen Europa, West-Afrika en Amerika.
- Slavenhandel.
- Kaapvaart speelt een belangrijke rol: aanvallen van Spaanse schepen.
- Uitgifte van aandelen.
Ontstaan wereldeconomie:
- Toename handel tussen continenten.
- Grotere vraag naar exotische producten in Europa.
- Toenemende vraag naar slaven vanuit Amerika.
☆ 6.2 Om de macht
De bijzondere plaats in staatkundig opzicht en de bloei in economisch en cultureel opzicht van de
Nederlandse republiek (de gouden eeuw).
Het streven van vorsten naar absolute macht.
, Gewesten, steden en landstreken:
- Ieder gewest een eigen bestuur.
- Binnen ieder gewest vaak nog grote verschillen tussen steden en landstreken.
- Decentraal bestuur.
Staten-Generaal:
- Vertegenwoordigers van de gewesten.
- Oorlogvoering (tegen Spanje).
- Bestuur van de Generaliteitslanden (Brabant, Limburg en Zeeuws-Vlaanderen).
- Beslissen op basis van unanimiteit.
Stadhouder:
- Aanvoerder van het leger van de Republiek.
- Familie van Oranje (Hoge adel).
- ‘Dienaar’ van de Staten-Generaal.
- Maar: mocht in het aantal steden stadsbestuurders benoemen (indirect invloed op de
nStaten-Generaal).
Raadspensionaris:
- Belangrijkste vertegenwoordiger van het gewest Holland.
- Voorzitter van de Staten-Generaal.
- Grote invloed: Holland betaalde meer dan de helft van de kosten van het leger.
Twaalfjarig Bestand (1609-1621):
- Tijdelijke wapenstilstand met Spanje.
- Interne ruzie: orthodoxe of gematigde variant van het calvinisme.
- Interne ruzie: vrede met Spanje, of doorgaan met oorlog voeren.
Wie is de baas?:
- Holland dreigt zich terug te trekken uit de Unie van Utrecht.
- Stadshouder Maurits laat de raadspensionaris van Holland, Johan van Oldenbarnevelt, oppakken en
nonthoofden.
- Orthodoxe calvinisten winnen, oorlog met Spanje gaat door.
Vrede van Munster (1648):
- Spanje erkent onafhankelijkheid Republiek.
- Zuidelijke Nederlanden blijven in Spaanse handen.
Lodewijk XIV van Frankrijk:
- Absoluut vorst: sterk gecentraliseerd bestuur.
- Adel, steden en Staten-Generaal staan buitenspel.
- ‘Droit divin’ > goddelijk recht om te regeren.
- Protestantisme in Frankrijk verboden > vluchten naar de Republiek.