Warme lucht zet uit. De moleculen bewegen sneller en gaan daardoor
verder van elkaar af zitten. Warme lucht veroorzaakt een opwaartse
luchtstroming.
Koude lucht krimpt. De moleculen bewegen trager en gaan daardoor
dichter op elkaar zitten. Koude lucht veroorzaakt een dalende
luchtstroming.
De regels van de wet van Buys Ballot zijn: Lucht stroomt van een
hogedrukgebied naar een lagedrukgebied,
● Op het Noordelijk halfrond heeft de wind in je rug een
afwijking naar rechts.
● Op het Zuidelijk halfrond heeft de wind in je rug een afwijking
naar links.
Passaten
Deze winden waaien naar de evenaar toe. Op
het Noordelijk vanuit het noordoosten. Op het
zuidelijk halfrond vanuit het zuidoosten.
Moessons
Land warmt sneller op dan zee. Land koelt sneller af dan zeewater. De
loodrechte stand van de zon verandert gedurende het jaar, in juni staat
deze meer boven de evenaar en in december staat deze meer onder
de evenaar. Hierdoor verschuift het lagedrukgebied rond de evenaar.
Dit lagedrukgebied noem je de Intertropische convergentiezone
(ITCZ). In onze zomer verschuift het lagedrukgebied noordwaarts, Atmosferische circulatie tekening
in onze winter zuidwaarts.
, Door de wet van Buys Ballot /
corioliseffect verandert de wind die
over de evenaar waait van richting.
Als een passaatwind een ombuiging
krijgt noem je dat een moesson.
Zeestroming ontstaat door de wind
die over het zeeoppervlak waait.
Opvallend is dat de stroming op veel
plaatsen een vergelijkbare richting
heeft als de overheersende
windrichting.
● Zeestromen zijn een
onderdeel van de
oceanische circulatie.
Een warme zeestroom komt vanuit
een relatief warm gebied. Dus vanaf
de evenaar richting het Noorden en
het zuiden is er een warme stroom.
Een koude zeestroom komt vanaf een relatief koud gebied. Dus vanaf de polen richting de evenaar.
Deze warme en koude zeestromen hebben veel invloed op klimaten op de continenten.
Klimaten worden ingedeeld volgens het systeem van Köppen. Dit systeem is gebaseerd op klimaat en
natuurlijke plantengroei. Klimaten worden
beschreven aan de hand van drie
klimaatfactoren:
● 1. Geografische breedteligging: ligt een
gebied dichtbij of ver van de evenaar? Hoe
hoger hoe kouder.
● 2. Gebergtes en hoogte: Hoe hoger een
gebied ligt, hoe kouder het is. Gebergtes
houden ook neerslag tegen.
● 3. Type oppervlak: Land warmt sneller op
dan de zee.
Landschapszones zijn zones in de wereld een
bepaalde hoofdgroep van de klimaten overheerst.
De grenzen van de klimaten zijn niet zwart/wit. Ze
gaan geleidelijk in elkaar over. Dit komt door de
invloed van de drie klimaatfactoren uit de vorige
paragraaf. Ook is de invloed van de ITCZ en de
moesson van invloed. De indeling is dus een
globaal.
verder van elkaar af zitten. Warme lucht veroorzaakt een opwaartse
luchtstroming.
Koude lucht krimpt. De moleculen bewegen trager en gaan daardoor
dichter op elkaar zitten. Koude lucht veroorzaakt een dalende
luchtstroming.
De regels van de wet van Buys Ballot zijn: Lucht stroomt van een
hogedrukgebied naar een lagedrukgebied,
● Op het Noordelijk halfrond heeft de wind in je rug een
afwijking naar rechts.
● Op het Zuidelijk halfrond heeft de wind in je rug een afwijking
naar links.
Passaten
Deze winden waaien naar de evenaar toe. Op
het Noordelijk vanuit het noordoosten. Op het
zuidelijk halfrond vanuit het zuidoosten.
Moessons
Land warmt sneller op dan zee. Land koelt sneller af dan zeewater. De
loodrechte stand van de zon verandert gedurende het jaar, in juni staat
deze meer boven de evenaar en in december staat deze meer onder
de evenaar. Hierdoor verschuift het lagedrukgebied rond de evenaar.
Dit lagedrukgebied noem je de Intertropische convergentiezone
(ITCZ). In onze zomer verschuift het lagedrukgebied noordwaarts, Atmosferische circulatie tekening
in onze winter zuidwaarts.
, Door de wet van Buys Ballot /
corioliseffect verandert de wind die
over de evenaar waait van richting.
Als een passaatwind een ombuiging
krijgt noem je dat een moesson.
Zeestroming ontstaat door de wind
die over het zeeoppervlak waait.
Opvallend is dat de stroming op veel
plaatsen een vergelijkbare richting
heeft als de overheersende
windrichting.
● Zeestromen zijn een
onderdeel van de
oceanische circulatie.
Een warme zeestroom komt vanuit
een relatief warm gebied. Dus vanaf
de evenaar richting het Noorden en
het zuiden is er een warme stroom.
Een koude zeestroom komt vanaf een relatief koud gebied. Dus vanaf de polen richting de evenaar.
Deze warme en koude zeestromen hebben veel invloed op klimaten op de continenten.
Klimaten worden ingedeeld volgens het systeem van Köppen. Dit systeem is gebaseerd op klimaat en
natuurlijke plantengroei. Klimaten worden
beschreven aan de hand van drie
klimaatfactoren:
● 1. Geografische breedteligging: ligt een
gebied dichtbij of ver van de evenaar? Hoe
hoger hoe kouder.
● 2. Gebergtes en hoogte: Hoe hoger een
gebied ligt, hoe kouder het is. Gebergtes
houden ook neerslag tegen.
● 3. Type oppervlak: Land warmt sneller op
dan de zee.
Landschapszones zijn zones in de wereld een
bepaalde hoofdgroep van de klimaten overheerst.
De grenzen van de klimaten zijn niet zwart/wit. Ze
gaan geleidelijk in elkaar over. Dit komt door de
invloed van de drie klimaatfactoren uit de vorige
paragraaf. Ook is de invloed van de ITCZ en de
moesson van invloed. De indeling is dus een
globaal.
