Samenvatting op basis van oude tentamens en sheets

📝
Exam Prep
Gebruikte gegevens


Naam Soort Gebruikt? Notes

2019-03 Oefententamen

2019-10 Oefententamen Veel intervallen

2020-03 Oefententamen Veel theorievragen

2020-06 Oefententamen Zelfde tentamen

2021-11 Oefententamen Veel analyses

Opgaven- en uitwerkingenbundel Oefenopgaven

SRA Sheets Presentaties




Opgave 1: Schatters en stratificatie
Verschilschatter:

Geef gemotiveerd aan of de verschilschattermethode toegepast mag worden:
De verschilschatter mag worden toegepast als het aantal fouten in de steekproef ≥ 30
Geef een puntschatting van de totale fout (Anders dan het formuleblad):
In het formuleblad (1b) staat de puntschatting van het populatietotaal van de werkelijke
waarde. Een onderdeel van deze formule (N * ê) is de puntschatting van de totale fout,
oftewel Ê.
ê bereken je door (de totale boekwaarde van het gecontroleerde deel (sigma b) - de
totale werkelijke boekwaarde (sigma w)) delen door de grootte van de steekproef (n),
oftewel (Eb - Ew) / n
N is de totale omvang van de populatie




Exam Prep 1

, Bereken de (boven/onder) grens van de totale fout met een betrouwbaarheid van
95%

Bereken de Se (standaardafwijking in de steekproef) door middel van de formule

Bereken de bovengrens:
Dit is dus anders
opgeschreven dan het
formuleblad maar is hetzelfde.

Wanneer geeft de
quotiëntschatter een beter
resultaat dan de
verschilschatter?
De verschilschatter werkt het
best bij lage spreiding in de
verschillen: Een min of meer
constante fout. De
quotiëntschatter werkt beter
als de spreiding van de
goedratio (of foutratio) laag is:
Dus als de fout evenredig is
met de boekwaarde (of de
werkelijke waarde evenredig is
met de boekwaarde).

Denk je dat het waarschijnlijk is dat de quotiëntschatter in dit geval nauwkeuriger
is?
Het antwoord is ja als het gaat om procentuele fouten. Dit leidt namelijk tot werkelijke
waarden die evenredig zijn aan de boekwaarden.



💡 De verschilschatter geeft de beste resultaten als het verschil tussen de
boekwaarde en de werkelijke waarde vrij constant is en niet afhankelijk van de
omvang van de boekwaarde. De voorwaarde is minstens 30 fouten in de
steekproef. De onnauwkeurigheid is kleiner bij de verschilschatter omdat hier
ook rekening wordt gehouden met de boekwaarden.




Exam Prep 2

, Quotiëntschatter:

Bereken de goedratio (q):
Zie formuleblad: Berekening door de totale werkelijke boekwaarde te delen door de
totale boekwaarde van het gecontroleerde deel (Ew - Eb).

Bereken de puntschatting van het populatietotaal van de werkelijke waarde
(puntschatting van de verwachte werkelijke waarde):
Zie formuleblad: De goed ratio * de totale boekwaarde = q * B (dus niet de totale
boekwaarde van het gecontroleerde deel)
Bereken met behulp van de quotiëntschatter de ondergrens van de totale
werkelijke maximale werkelijke waarde (laat met je uitkomsten zien of de
quotiëntschatter nauwkeuriger is dan de verschilschatter)

Als er sprake is van een eenzijdig schattingsinterval (onder- of bovengrens), gebruik dan
de betrouwbaarheid uit de vraag. Deel deze dus niet door 2.
ta geeft dan t0,05 (bij een betrouwbaarheid van 95%) [n-1 > afronden naar beneden] >
gebruik tabel 13.4
Bereken vervolgens de standaardafwijking van de goedratio (sq) d.m.v. het formuleblad.
Bereken vervolgens het schattingsinterval d.m.v. het formuleblad
Het deel na de puntschatting in de formule is de onnauwkeurigheid. Als deze
onnauwkeurigheid lager is dan bij de verschilschatter dan is de quotiëntschatter dus
nauwkeuriger.



💡 De quotiëntschatter geeft de beste resultaten als het quotiënt tussen de
boekwaarde en de werkelijke waarde vrij constant is, ofwel de fout afhangt van
de omvang van de boekwaarde. Voorwaarde hiervan is minstens 30 fouten in
de steekproef.



Rbw is de correlatiecoefficient tussen de boekwaarde en de
werkelijke waarde.



Regressieschatter:




Exam Prep 3